29 maart 2023

Waarom u maar één vertaling van T.S. Eliots The Waste Land mag lezen

Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van T.S. Eliots meesterwerk The Waste Land publiceerde Paul Claes een vijfde “herziene druk” van zijn alom geprezen vertaling. Volgens de Nederlandse vertaler Marcel Otten staat die vertaling vol fouten. Zijn eigen vertaling mag hij echter niet publiceren. Waarom niet? En is dat erg?
T.S. Eliot

In oktober 1922 publiceerde T.S. Eliot (1888-1965) The Waste Land, een lang, op het eerste gezicht duister gedicht dat inmiddels een onaantastbare reputatie geniet als hét meesterwerk uit de Engelstalige modernistische poëzie. In 2007 publiceerde Paul Claes Het barre land, een Nederlandse vertaling van Eliots gedicht, voorzien van een uitgebreid en buitengewoon grondig commentaar. Ook Claes’ vertaling is vervolgens in ons taalgebied alom geprezen. Vorig jaar verscheen bij De Bezige Bij de vijfde “herziene” druk van Claes’ vertaling. Op het eerste gezicht lijkt deze nieuwe druk nauwelijks te verschillen van de oorspronkelijke vertaling. Toch is hier iets vreemds aan de hand. 

In augustus 2020 ontving ik een e-mail van de Nederlandse vertaler Marcel Otten. Zijn naam is in Vlaanderen niet zo bekend, maar in Nederland heeft Otten een stevige reputatie opgebouwd met vertalingen voor het toneel uit het Engels, Duits en Frans. Daarnaast heeft hij talloze werken uit het Oud- en Modern IJslands vertaald. In 1990 maakte Otten ook een vertaling van The Waste Land, die deels is gebruikt voor een theatrale opvoering in de Antwerpse Monty. Otten had zijn vertaling vergeleken met die van Paul Claes en schreef me: “De verschillen zijn enorm en ik moet jammer genoeg constateren dat Claes' vertaling wemelt van de fouten.” Of ik zijn vertaling niet eens wilde lezen. En als het even kon, ook de kritische kanttekeningen die Otten bij Claes’ vertaling had geschreven. 

Ottens commentaar begint heftig: “De vertaling van Paul Claes is hortend en stotend, het wrikt en het wringt, het dichterlijke aspect van het werk is uit het oog verloren en het geheel lijkt meer op een college voor studenten literatuurwetenschap dan op een vertaling.” Otten heeft in Claes’ vertaling van Het barre land ruim négentig fouten aangetroffen. Taalfouten, stijlfouten en ook interpretatiefouten, “met als resultaat dat meermaals het tegendeel wordt beweerd van wat er in de brontaal staat.” Veel vernietigender kan een vertaalcommentaar niet zijn. Maar is de kritiek ook terecht? 

Dit is niet de plek om beide vertalingen in detail te vergelijken. Maar laat ik toch een paar opvallende voorbeelden geven van wat Otten allemaal tegenstaat in Claes’ vertaling. Claes vertaalde “Son of man” met “Mensenzoon”. Fout, zegt Otten, “in de Bijbel wordt ‘Mensenzoon’ voornamelijk gebruikt als een benaming van Christus. ‘Son of man’ staat voor ‘mens’ in bijbelse zin.” Dus kiest Otten voor “mensenkind”, en voegt eraan toe: “zoals in Ezechiël 37:3.” Erudieten onder elkaar. Claes vertaalde “dry stone” met “dorre steen”. Fout, zegt Otten, ‘dor’ betekent ‘uitgedroogd’, ‘onvruchtbaar door droogte’, en “een steen kan niet uitdrogen omdat hij nooit vocht heeft gedragen.” Dus kiest Otten voor “droge steen”. Claes volgt hem en schrijft in deze vijfde herziene editie ook “droge steen”. Andere fouten die Otten opmerkt hebben vaak te maken met verkeerde voorzetsels (“verkeren in” en niet, zoals Claes schreef, verkeren tot”), woorden die onvertaald bleven of gewoon krukkige regels, zoals “Elk vestigde zijn ogen voor zijn voeten”, wat inderdaad veel houteriger klinkt dan Ottens “En eenieder staarde star voor zich uit”. 

Problematischer zijn de regelrechte interpretatiefouten die Otten in Claes’ vertaling opmerkt. In ‘Een schaakpartij’, het tweede deel van het gedicht, schrijft Eliot: 
And we shall play a game of chess, 
Pressing lidless eyes and waiting for a knock upon the door. 
Paul Claes vertaalde dit als: 
En daarna spelen we een partijtje schaak 
Knijpen onze slapeloze ogen dicht en wachten op een klop op de deur. 
Dat is het tegenovergestelde van wat Eliot bedoelt, zegt Otten: de schakers proberen net “hun ogen open te houden”. Het lijkt erop dat Claes ook deze kritiek ter harte heeft genomen. In de pas verschenen “herziene” editie is deze regel veranderd in: “Drukken op onze slapeloze ogen (enz)…” Ook de vertaling van de beroemde regel “I Tiresias, old man with wrinkled dugs” heeft Claes aangepast. Eerst vertaalde hij “wrinkled dugs” als “verlepte tepels”. Fout, zegt Otten. “‘dug’ betekent in het Amerikaans-Engels van die tijd zowel ‘uier’ als ‘speen’. T.S. Eliot emigreerde in 1914 naar Groot-Brittannië, dus het is heel aannemelijk dat hij in 1921 nog bepaalde Amerikaans-Engelse woorden gebruikte. In het Engels, zowel toen als nu, wordt ‘dugs’ wel degelijk in slang pejoratief gebruikt.” Otten besluit: “Ik kan me overigens ‘uitgedroogde tepels’ voorstellen, maar geen ‘verlepte tepels’.” In de nieuwe editie heeft Claes zijn eerdere vertaling wel degelijk veranderd, niet in “verlepte memmen” zoals het in Ottens vertaling luidt, maar in “verlepte vrouwentieten”. 

De meeste van de negentig kritiekpunten die Otten tegen Claes’ eerdere vertaling aanvoert, heeft Claes in deze nieuwe editie genegeerd. Meestal houdt hij voet bij stuk en bewaart hij zijn eerdere vertaalkeuzes. In een aantal gevallen lijkt Claes Ottens kritiek wel te hebben geaccepteerd maar heeft hij andere keuzes gemaakt dan Otten, zoals in het voorbeeld van de ‘verlepte vrouwentieten’. 

Over keuzes die vertalers maken kan je vaak lang discussiëren. Daar gaat het mij hier niet om. Of toch niet in de eerste plaats. Het gaat om erkentelijkheid, of het gebrek daaraan. Ik telde in de herziene editie namelijk achttien gevallen waar Claes’ nieuwe vertaling exact overeenkomt met de keuzes die Otten heeft gemaakt. Het kan natuurlijk altijd dat vertalers toevallig dezelfde woorden of zinnen kiezen. Soms is dat bijna onvermijdelijk. Er zijn niet zoveel manieren om “The sea was calm” of “I have heard the key” te vertalen. Maar als je in achttien van de negentig kritiekpunten die Otten aanvoert de keuzes die Otten maakt letterlijk overneemt, dan kan je bezwaarlijk nog van toeval spreken. 

Toch is dat precies wat Paul Claes, aan wie ik per e-mail om uitleg vroeg, beweert. De doublures zouden puur toeval zijn. Hij heeft Ottens vertaling naar eigen zeggen niet gelezen. De redacteur van De Bezige Bij zou hem “niet Ottens vertaling, maar wel zijn commentaar” hebben gestuurd. Dat lijkt me vreemd. Als je een herziene versie van je eigen vertaling voorbereidt, en de mogelijkheid krijgt om niet alleen kritische opmerkingen maar ook alternatieve oplossingen van een andere eminente vertaler te raadplegen, waarom zou je dat dan niet doen? Bovendien bevat Ottens kritisch commentaar vaak ook zijn eigen voorstellen tot verbetering van Claes’ vertaling. Het is dus niet mogelijk om Ottens commentaar te lezen zonder ook kennis te nemen, althans in een aantal gevallen, van zijn alternatieve keuzes en voorstellen. 

Claes liet me ook weten dat een “lezeres” van Eliots Engelse uitgeverij Faber & Faber beide vertalingen met elkaar heeft vergeleken, en tot het besluit is gekomen dat Claes’ vertaling “duidelijk beter was dan die van Otten”. Maar, voegt Claes eraan toe, “ik heb met haar advies rekening gehouden op enkele plaatsen waar ze Otten gelijk gaf.” Het is van twee één natuurlijk. Of je hebt géén kennisgenomen van een andere vertaling, of je hebt er wél kennis van genomen, zij het via een tussenpersoon, zoals hier kennelijk is gebeurd. In dit geval was het wel net zo hoffelijk geweest om het bestaan en de kwaliteit van Ottens vertaling in de vijfde “herziene” druk te vermelden. 

Dat dit niet is gebeurd, is betreurenswaardig en zuur voor Otten omdat De Bezige Bij de exclusieve vertaalrechten op Eliots gedicht bezit, wat maakt dat Ottens eigen vertaling bij geen enkele andere uitgeverij mag verschijnen. Dat is in de eerste plaats jammer voor de in Eliots poëzie geïnteresseerde lezer. Want Ottens vertaling, die ik regel voor regel met beide versies van Claes’ vertaling heb vergeleken, is vaak -niet altijd- superieur, béter dan de tekst van Claes. Het gaat dan niet alleen om smaakoordelen, maar ook om feitelijke missers en interpretatiefouten die Otten in Claes’ tekst heeft gevonden. Tegelijkertijd kwam ik ook passages tegen waar Otten naar mijn gevoel uit de bocht gaat, en te expliciet of te plat vertaalt. 

Het is pijnlijk om te moeten constateren dat een voortreffelijke vertaling van het belangrijkste gedicht uit de 20ste-eeuwse Engelstalige poëzie in ons taalgebied niet kan verschijnen, enkel en alleen omdat één uitgeverij de exclusieve vertaalrechten bezit. Voor een uitgeverij is die exclusiviteit uiteraard belangrijk: de markt voor poëzievertalingen is sowieso niet erg groot, en in ons kleine taalgebied al helemaal niet. Niettemin zou een cassette met béide vertalingen én de commentaren van Claes en Otten een mooi verjaardagscadeau zijn geweest voor de Nederlandstalige poëzielezer van Eliots werk. En het zou de nu zo jammerlijk gegijzelde vertaling van Marcel Otten de aandacht en wellicht ook de waardering hebben geschonken die deze tekst zonder meer verdient. 

01 december 2018

Gesprek met Anne Applebaum: “Europeanen beseffen niet hoe ernstig de situatie is”



Op zaterdag 27 oktober 2018 schoot een Amerikaanse antisemiet in Pittsburgh elf Joden dood in een synagoge. Een week later ontving de Joods-Amerikaanse journaliste en historica Anne Applebaum me bij haar thuis in de statige Londense wijk Kensington. Applebaum is professor aan de London School of Economics, waar ze  een programma leidt over desinformatie en propaganda in de 21ste eeuw.  Haar internationale bekendheid dankt ze aan de bestsellers die ze schreef over de geschiedenis van Oost-Europa, met name over de goelags en over Stalins oorlog tegen de Oekraïne, en aan haar stevige columns in The Washington Post. Applebaum is getrouwd met de Poolse schrijver, journalist en ex-minister Radoslaw Sikorski. 


Heeft de ergste anti-semitische aanslag in de geschiedenis van de VS u verrast?

Niemand die ook maar een beetje vertrouwd is met wat er zich online afspeelt in de wereld van extreem-rechts en van de blanke racisten, is hierdoor verrast. De taal die daar wordt gesproken is apocalyptisch en gewelddadig. De teneur is dat als we niet snel iets ondernemen, onze wereld zal ophouden te bestaan. Die retoriek is niet nieuw, maar verspreidt zich nu veel sneller door internet en de sociale media. Bovendien is die retoriek nu gedeeltelijk geaccepteerd door de mainstream, zowel op links als op rechts, als een manier om aandacht te krijgen en emoties op te wekken. Een van de politici die dit goed hebben begrepen is Donald Trump. Hij is het niet noodzakelijk eens met alles wat in die kringen wordt gezegd, maar hij voedt hen wel. Hij knipoogt naar hen. Hij zegt dingen die zulke extremisten graag horen. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog voelen zij een vorm van waardering, van erkenning. Dat doet hun aanhang groeien, en het inspireert mentaal onevenwichtigen om in actie te komen.

Net na de aanslag in Pittsburgh is me iets heel raars overkomen. Mijn vader stuurde me een bericht over de laatste keer dat er zich in de VS zo’n anti-semitische aanslag heeft voorgedaan. Dat was in Gadsden (Alabama) in 1960. Iemand gooide een molotov cocktail naar binnen in een synagoge en schoot daarna op wegvluchtende congreganten. Blijkt nu dat die neergeschoten mensen familie van me waren. Dat had niemand me ooit eerder verteld. In die tijd was de invloed van de KKK in plaatsjes als Gadsden erg groot. Blank racisme was toen politiek geaccepteerd. Wat we nu meemaken in de VS is een terugkeer naar die periode. Nieuw is het dus allemaal niet. Maar het is wel lang geleden dat dit extremisme nog op zoveel officiële goedkeuring kon rekenen, zeker door Het Witte Huis.

Trump heeft de aanslag en alle vormen van politiek geweld nadrukkelijk veroordeeld.

Ja, maar hij doet dat op een bijzondere manier. Eerst leest hij, met die rare falsetto stem van hem,  een officieel statement voor, en daarna voegt hij opmerkingen toe die ondermijnen wat hij net heeft gezegd. Hij leest eerst iets af van de teleprompter, en neemt het dan meteen terug.

Na de inauguratie van Trump zei u dat u een handelsoorlog en zelfs een militair conflict tussen de VS en China niet onmogelijk achtte. Die handelsoorlog hebben we al, maar komt het ook tot een militaire botsing?

We zullen zien. Wat gaat China doen als het land zich écht onder druk gezet voelt door de VS? We weten al dat China territoriale aanspraken maakt in de Zuid-Chinese Zee. We weten al dat het voor de VS niet simpel zou zijn om een oorlog te voeren over Taiwan. Wat als China zou besluiten om te profiteren van de nationalistische en anti-westerse gevoelens die de regering voortdurend aanwakkert en Taiwan bij de Volksrepubliek China in te lijven? Ik zeg niet dat dit zal gebeuren, maar het lijkt me niet onmogelijk.

U kunt zich een gewelddadig treffen tussen de VS en China voorstellen?

Ik kan me een gewelddadige botsing tussen de VS en China in de Zuid-Chinese Zee voorstellen, ja. Ik ben niet de enige, denk ik.

In maart 2016 schreef u in een column in The Washington Post: “Nog twee of drie rampzalige verkiezingen en het is afgelopen met de NAVO, de EU en misschien zelfs met de vrije wereld zoals we die nu kennen.” Hoe denkt u daar tweeëneenhalf jaar later over?

Het komt dichterbij. Er zijn gelukkig wel een paar politici... In Frankrijk is het Macron geworden en niet Marine Le Pen,  de AfD heeft niet gewonnen in Duitsland, en in Washington heb je hier en daar in het Pentagon en bij Buitenlandse Zaken ook nog mensen die de transatlantische alliantie zijn toegedaan. Nog niet alles is verloren. But we’re not in a good place. De NAVO, de EU, de vrije wereld… ze zijn wel degelijk bedreigd. Het kan zomaar allemaal voorbij zijn. Een Rome-specialist vertelde me onlangs hoeveel tijd de barbaren nodig hebben gehad om het Romeinse Rijk, met al zijn kolonies en zijn Gallië en zijn Britannië, onder de voet te lopen: drie jaar. Dingen kunnen snel veranderen.

Volgens de Zambiaanse econome Dambisa Moyo wankelt de westerse wereld op de rand van de chaos. Als de inkomensongelijkheid én de ecologische schade die het kapitalistische systeem aanricht, blijven toenemen, dan “krijgen steeds meer westerlingen het idee dat het systeem zelf fundamenteel gecorrumpeerd is”, zegt Moyo.

Ze heeft gelijk. De manier waarop wij succes meten – BNP en zo – houdt geen rekening met bepaalde factoren. Groei impliceert niet noodzakelijk een verbetering van de levenskwaliteit voor iedereen. Groei houdt ook geen rekening met schade aan het milieu, wat de levenskwaliteit ook beïnvloedt. En het economische groeicriterium meet evenmin – al zijn er verschillen tussen verschillende landen – de psychologische en politieke invloed van toenemende ongelijkheid. Dat is waar. De maatstaven die we aanleggen om te bepalen of we goed bezig zijn of niet, detecteren bepaalde problemen niet. Er zijn problemen die we niet zien, omdat we er niet naar kijken.

Wat mij vooral treft als je naar de laatste twintig jaar kijkt, is de groei van de corruptie. Buitenlandse witwaspraktijken, belastingontduiking, fiscale paradijzen – dat is allemaal gigantisch toegenomen. Naar schatting 10% van Europa’s rijkdom bevindt zich in belastingparadijzen. Dat kun je bij wet onmogelijk maken. Je hoeft heus geen industrieën te nationaliseren of belastingstraffen op te leggen om dat geld terug te halen naar het normale economische circuit. Dit lijkt me zo’n voor de hand liggend thema voor de linkerzijde, en in zekere zin ook voor centrum-rechts. Ik begrijp niet waarom het politiek niet wordt aangekaart en opgelost.

Misschien verdragen kapitalisme en democratie zich toch niet zo goed met elkaar.

Ik denk dat ze wel samengaan. Maar de democratie moet het kapitalisme kunnen controleren en reguleren. Af en toe raakt het evenwicht zoek, en dan moeten we kijken hoe we dat kunnen herstellen.

Hoe kan de democratie het kapitalisme reguleren in een geglobaliseerde wereld, waar de economie mondiaal opereert maar de politiek niet over mondiale instrumenten beschikt? 

Dan heb je het niet over democratie. Dan heb je het over de vraag of individuele natie-staten, zowel democratische als ondemocratische,  de internationale kapitaalstromen kunnen beïnvloeden. Dat zouden ze wel degelijk kunnen. In deze buurt bijvoorbeeld, zijn nogal wat huizen eigendom van lege vennootschappen. Die huizen doen wat Zwitserse bankrekeningen doen: ze wassen zwart geld wit. Dat kan omdat op de koopakte alleen de naam van een vennootschap hoeft te staan. Je zou een wet kunnen invoeren die eist dat de naam van de vruchtgebruiker op de koopakte staat. Je zou een wet kunnen stemmen die iedere eigenaar van een verblijf in Groot-Britannië belast op al zijn of haar inkomsten, wereldwijd. Dat zijn geen ingewikkelde wetten, die kun je zo invoeren. Belastingparadijzen zou je ook zomaar kunnen verbieden. Je kunt bij wet vastleggen dat het verboden is geld in belastingparadijzen onder te brengen. Ik zeg niet dat dit de beste of de enige manier is om corruptie te bestrijden. Mijn punt is dat deze strijd niet eens een politiek hoofddoel is, niet in dit land en niet elders in Europa.

Een Europese politicus die het in uw columns vaak moet ontgelden is de Hongaarse premier Viktor Orban. Kunt u hem met Trump vergelijken?

Trump en Orban zijn totaal verschillend. Orban is veel verstandiger. Hij weet heel goed hoe hij moet praten tegen wie. Hij spreekt anders in de EU dan in Boedapest, en voor zijn eigen achterban spreekt hij ook weer anders. Orban gaat ook veel verder dan Trump. Hij heeft de vrije pers afgeschaft, de rechterlijke macht aan banden gelegd, hij overspoelt de media met propaganda voor zijn beleid en zijn partij. Hongarije is geen democratie meer. De oppositie wordt er nog net niet fysiek aangevallen. Er zijn ook aanwijzingen - vrienden van mij zijn dit aan het onderzoeken en hopen het onomstootbaar te kunnen bewijzen – dat Orban gefraudeerd heeft bij de recentste verkiezingen.

Hij lijkt er ook in te slagen om de Central European University van George Soros het land uit te pesten.

Dat is tragisch. Die universiteit is in de jaren 1990 opgericht als een teken dat Hongarije nu tot het Westen behoorde. Het is wellicht de succesvolste universiteit in het land. De academische staf is alom gerespecteerd, en heus niet zo links. Orban wil de universiteit weg omdat hij de controle wil over onderwijs en cultuur. De CEU is onafhankelijk, en hij wil nu eenmaal geen onafhankelijke denkers of instituten in Hongarije. Het wegpesten van de CEU gebeurt wel in de EU, maar niemand in de EU lijkt het echt erg te vinden. Dat brengt andere would-be autoritaire leiders in Europa op ideeën. In Polen bijvoorbeeld, maar ook in Italië. Het is absurd te denken dit een louter Oost-Europees of postcommunistisch probleem is.

Europeanen beseffen niet hoe ernstig de situatie is?

Europeanen beseffen niet hoe ernstig de situatie is. Zo bestaat er wel degelijk een plan, gesteund door Orban trouwens, om bij de volgende Europese verkiezingen over de landsgrenzen heen partijen te promoten die anti-Europa en extreem-rechts zijn, met de bedoeling in het Europees Parlement meer invloed te verwerven en zo, van binnenuit, de EU zoals die vandaag bestaat te slopen. Dat plan ligt voor. Maar ik zie geen enkele reactie. Niet van Europa zelf en niet van de grote partijen. Niemand die aanspoort tot actie of verzet.

Hoe verklaart u dat? Europeanen zijn toch niet achterlijk?

Zolang mensen in West-Europa hun eigen land niet verliezen, beseffen ze niet hoe belangrijk dit allemaal is. Ze blijven verklaringen elders en bij anderen zoeken. Het is allemaal de schuld van die gekke Amerikanen. Of van de Oost-Europeanen die toch zo anders zouden zijn. Sorry, maar de taal en de ideeën van de partijen die in Polen en Hongarije nu electoraal succes hebben, domineren ook in West-Europa. Of dacht je dat een autoritair systeem geen aantrekkingskracht meer uitoefent op mensen hier? Denk je dat een partij die een nationale ideologie en een socialistische, door de staat geleide economie verdedigt geen aanhang meer vindt? Denk je dat zo’n systeem nooit meer kan terugkomen? Waarom niet? De generaties die zich herinnerden hoe schadelijk zo’n systeem was, zijn verdwenen. Of stokoud. Wat weten mensen eigenlijk af van hun geschiedenis? Een paar dingen hebben ze erin geramd gekregen, de Holocaust, oké, dat is de meeste mensen wel bekend.

Uit een poll van uw krant The Washington Post in 2016 bleek dat 46% van de Amerikanen niet meer in de democratie gelooft. In België bleek uit een recente peiling dat 25% van de jongeren niet hoog oploopt met de democratie en liever een sterke, autoritaire leidersfiguur zou hebben. Hoe moet het verder met het westers democratisch model als een kwart van de jongste generatie kiesgerechtigden er al niet meer in gelooft?

Misschien is het tijd om bepaalde spelregels van de democratie te veranderen. Misschien moeten we radicaal anders gaan denken over de manier waarop we kandidaten selecteren. Het is duidelijk dat het huidige partijensysteem niet meer beantwoordt aan wat mensen voelen en hoe ze stemmen. De ouderwetse tweedeling tussen christen-democraten en sociaal-democraten weerspiegelt niet langer hoe mensen zichzelf zien. Misschien hebben we nieuwe vormen van directe democratie nodig. Het is ook duidelijk dat de sociale media de manier waarop mensen politieke informatie verwerven en verwerken grondig hebben veranderd. Daar heeft het politieke systeem niet op gereageerd.

Neem nu fake news. In 2016 begonnen we ons daar grote zorgen over te maken. Dat heeft toen geleid tot een paar hoorzittingen in Brussel en Londen en Washington, maar er is in feite niets veranderd. Er is méér desinformatie nu, in 2018, dan in 2016. Uiteraard verliezen mensen het geloof in een politieke klasse die geen antwoord geeft en geen enkel idee heeft over hoe je zulke problemen kunt bekampen. Ik noem maar iets: misschien moeten we Facebook wel aan banden leggen. Misschien zou anonimiteit op het internet, of in ieder geval op de mainstream sociale media, bij wet verboden moeten worden. 60% van alle politieke tweets zijn afkomstig van bots. Dat zijn niet eens menselijke wezens. Waarom zouden bots mensenrechten moeten hebben? Je zou ze gewoon kunnen bannen. Dit zijn niet eens moeilijke ingrepen. Het censureren van meningen op Facebook of Twitter is iets anders. Dat ligt ingewikkelder. Maar bots en fake accounts? Waarom maken we die niet gewoon illegaal?

Vorige maand publiceerde u in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic een lang en indrukwekkend artikel over, onder meer, de politieke ontwikkelingen in uw tweede thuisland Polen. De politieke polarisering sinds de machtsovername door Jaroslaw Kaczynski en zijn extreem-rechtse partij Recht en Rechtvaardigheid heeft u ook persoonlijk getroffen. U beschrijft hoe mensen die twintig jaar geleden nog samen met u oudjaar vierden, u nu volstrekt negeren of u zelfs openlijk vijandig gezind zijn. U bent uw halve vriendenkring kwijt. Heeft de politiek ook uw sociale leven onherroepelijk beschadigd?

De breuk met die vrienden van me zal wel onherroepelijk zijn. We moeten naar de jonge mensen kijken. Hoe kunnen we de volgende generatie bereiken? Wat is er mis met ons systeem -ligt het aan de economie of aan de politiek?- en hoe kunnen we het herstellen? Hoe kunnen we democratie weer aantrekkelijk maken? Zoveel dingen gaan zo makkelijk in deze tijd. Je wilt een boek? Je duwt op een knop en hop, de volgende dag wordt het bij je thuis geleverd. Je wilt een opinie uitdrukken? Je hebt ze maar te klikken of te swipen. Dat gaat allemaal heel makkelijk. Waarom evolueert de democratie dan zo traag? Waarom is het zo moeilijk om coalities te smeden? Waarom duurt het in een land als België zo lang om een regering te vormen?

Misschien omdat het vormen van een regering gewoon moeilijker is dan het bestellen van een boek?

Zeker. Maar misschien we ons toch afvragen of in een tijd waarin nieuws sneller circuleert en alles veel sneller verandert, de democratie ook niet anders moet gaan functioneren. Dit wil niet zeggen dat je de democratie moet vervangen door een dictatuur. Het is trouwens onzin om te beweren dat dictators efficiënter zijn. Een dictatuur produceert inefficiëntie. Ze bemoeilijkt de circulatie van kennis en ze elimineert talentvolle mensen. Een dictatuur lost dus niets op. We kunnen maar beter de democratie repareren, en niet alleen land per land maar ook op het niveau van de EU.

Ontleent iemand als Poetin zijn legitimiteit niet aan het feit dat hij van Rusland een efficiënter functionerend land maakt?

Dat denk ik niet. Poetin organiseert de hele tijd peilingen, omdat hij wil weten of de bevolking zijn beleid goedkeurt. Hij stemt zijn beleid helemaal af op wat het publiek wil. Hij is Oekraïne binnengevallen onder meer omdat hij dacht dat de Russen dat wel fijn zouden vinden. Wat Poetin zo onzeker en steeds gewelddadiger maakt is juist het besef dat hij geen echte legitimiteit heeft. Hij dankt zijn macht aan nepverkiezingen, dat weet iedereen, hijzelf ook.

Is Poetin in uw ogen een regelrechte, ouderwetse dictator?

Poetin is Stalin niet. Hij is eerder een postmoderne dictator. Hij gebruikt hedendaagse communicatiemiddelen om mensen te manipuleren. Het Russische propaganda-apparaat is buitengewoon gesofisticeerd. Je hebt in Rusland een brede waaier van televisiekanalen en kranten, de ene wat populistischer en de andere wat ernstiger, maar op een paar uitzonderingen na staan ze allemaal onder controle van het Kremlin. Dat heeft Poetin briljant gedaan. De grauwe almacht van de Pravda-propaganda is vervangen door een schijnbaar pluralisme dat in de praktijk erg beperkt is. Het is een heel gesofisticeerd systeem.

Wat is Poetins einddoel?

Aan de macht blijven.

En het Russische rijk uitbreiden?

Dat zou hij wel willen als hij kon. Poetin heeft altijd geloofd dat Oekraïne eigenlijk Russisch was en dat hij het zo weer bij Rusland kon inlijven. Dat is dus mislukt. Hij beschouwt zichzelf duidelijk als de machthebber die van Rusland weer een wereldmacht maakt. Aangezien Rusland economische problemen heeft en fundamenteel corrupt is, probeert hij zich op die manier te legitimeren. I make Russia great again. Rusland wordt weer ernstig genomen in de wereldpolitiek. In Europa heeft hij medestanders gevonden in extreem-rechtse partijen. En hij zal proberen om die partijen aan de macht te brengen. Het is geen geheim dat Marine Le Pen door Rusland wordt gefinancierd. De Italiaanse vice-premier Matteo Salvini is ook pro-Rusland. Of hij gefinancierd wordt door Poetin weet ik niet, maar er zijn zakelijke banden tussen de Russen en de omgeving van Salvini. Hij voert ook een desinformatiecampagne in Russische stijl. Zo geheim is dit allemaal niet. Salvini draagt pro-Poetin t-shirts.

"Matteo Salvini draagt pro-Poetin t-shirts"

En toen kondigde Angela Merkel, de laatste der Europeanen, haar afscheid aan... Is dit zorgelijk?

Nee. Ze had al eerder moeten gaan. Haar houdbaarheidsdatum is verstreken. De CDU is aan vernieuwing toe. Dat zie je wel vaker, politieke leiders die te lang aan de macht blijven. Het overkwam Tony Blair, het overkwam Margaret Thatcher. En Merkel heeft ook een paar grote fouten gemaakt.

Was haar roemruchte uitspraak ‘Wir schaffen das’ tijdens de vluchtelingencrisis in 2015 een fout?

Dat was een grote fout. Het kwam over als een unilaterale, Duitse beslissing die Merkel alleen had genomen, vrijwel zonder overleg, zelfs niet in Duitsland. De rest van de EU had het maar te accepteren. Voor iemand die zichzelf beschouwt als de quintessential Europese politica vond ik dat bijzonder arrogant. Het heeft dan ook een tegenbeweging op gang gebracht, wat te verwachten was. Dat had ze dus beter niet gezegd.

Hoe had Europa die vluchtelingencrisis moeten aanpakken?

Europa slaagt er niet in om een echt buitenlands beleid en een veiligheidsbeleid te voeren, en het heeft al helemaal geen beleid in het Midden-Oosten. Dat breekt hen nu zuur op. Het was altijd al een vergissing om te denken dat Europa een vriendelijke, goed geregelde wereldmacht kon zijn, zonder leger en zonder het vermogen om zelfs zijn eigen buurlanden te beïnvloeden. Europa heeft geen coherent beleid, niet ten aanzien van de postsovjetwereld en niet ten aanzien van het Midden-Oosten.

Europa is ook geen coherent geheel.

Maar de EU creëert wel instellingen die vervolgens niet goed worden uitgebouwd en dus ook niet goed functioneren.  Waarom  een Europese ministerpost van Buitenlandse Zaken installeren en voor die functie vervolgens tot tweemaal toe iemand benoemen die nauwelijks enige bekendheid geniet? Mijn man en ik kennen  Catherine Ashton (Britse politica die van december 2009 tot november 2014 de Hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie was, nvdr) vrij goed. Toen zij aan haar ambtstermijn begon, ontdekte ze dat ze niet eens een secretaresse had. De EU creëert fictieve functies. Als je een Europees buitenlandbeleid wilt voeren, dan heb je een sterke figuur nodig die als minister kan onderhandelen in naam van Europa.  De huidige EU-minister van Buitenlandse Zaken, Federica Mogherini, lijkt wel van de aardbol verdwenen. Ze speelt geen enkele rol, ze zit de hele tijd in Latijns-Amerika, ze was niet in Oekraïne, ze is niet betrokken bij de onderhandelingen over Syrië – waar is ze? Wat doet ze eigenlijk? Ze is volstrekt onbeduidend, en niemand in de EU lijkt het wat te kunnen schelen.

Misschien is het probleem dat Europese leiders het niet eens zijn over hoeveel macht ze aan wie willen afstaan, en voor hoe lang?

Precies.  Een van de redenen waarom mensen niét van Europa houden is dat Europa hen geen veilig gevoel geeft. Waarom is er geen sterkere Europse grenspolitie? Waarom blokkeert de Europese vloot de Libische kust niet?

Zegt u nu dat de Europeanen aan hun buitengrenzen muren moeten bouwen zoals Donald Trump wil doen op de grens tussen de VS en Mexico?

Ik ben niet tegen immigratie. Maar als ongecontroleerde immigratie leidt tot Europees fascisme, dan ben ik tégen immigratie. Er moet een vorm van controle zijn, je moet een beetje weten wie er binnen komt. Ik zeg niet dat we iedereen moeten tegenhouden.

Naar aanleiding van de moord op Jamal Khashoggi schreef u een stuk in de krant waarin u andere journalisten opsomde die eerder zijn vermoord omdat ze machthebbers voor de voeten liepen. Uzelf bent in sommige Poolse media al het doelwit geweest van een lastercampagne. De onvermijdelijke vraag: bent u niet bang?

(Onmiddellijk:) Nee. Misschien zou ik het wel moeten zijn, maar ik ben het echt niet. Ik denk niet dat ik zo belangrijk ben dat ik voor mijn leven moet vrezen. Ik denk echt niet dat iemand in Polen mij gaat vermoorden.

De problematische visies en overtuigingen die vandaag het debat beheersen  – populisme, nationalisme, extremisme,... – lijken vaak ingegeven door een of andere vorm van nostalgie. Kan je nostalgie met rationele argumenten bestrijden?

Ja. Je moet mensen een visie op de wereld en op de toekomst aanbieden die aantrekkelijker is. Cultuurpessimisme viert nu hoogtij. Dat komt onder meer door de sociale media en door economische veranderingen. We zijn erg somber gestemd over onze eigen samenlevingen. Je moet een optimistisch verhaal kunnen vertellen, een verhaal over groei en vernieuwing, iets wat vooruitwijst.

Het beste antwoord zowel op valse informatie als op nostalgie is een goed tegenverhaal (counter narrative). Ik geloof nog steeds dat Europa een verhaal heeft dat mensen kan inspireren. Sterke natie-staten in een sterk Europa, een Europa dat sterke waarden verdedigt – de westerse alliantie, vrijheid, democratie,... daar kan je mensen wel degelijk in doen geloven. Alleen zie ik momenteel niemand die dat verhaal vertelt. Ik geef toe dat het niet makkelijk om positief te denken over het Westen nu Trump president is. But he won’t be president forever.

(Een kortere versie van dit interview verscheen in Knack nr 47, 21-27 november 2018.)

11 maart 2018

Wat als Hugo Claus nooit had bestaan?

Op 19 maart 2018 is Hugo Claus tien jaar dood. Dat betekent op zich niets.  Maar mensen houden van verjaardagen. In de media is een verjaardag vaak een aanleiding om het weer eens te hebben over iets wat geen nieuwswaarde meer heeft maar wat om de een of andere reden toch nog belangrijk is, of lijkt. Zo was er in de media vorig jaar nogal wat aandacht voor de Volkssterrenwacht Mira te Grimbergen en de Heemkundige Kring Hoegaarden, die in 2017 allebei hun 50ste verjaardag vierden. Zonder die verjaardag had u over de Volkssterrenwacht en de Heemkundige Kring Hoegaarden wellicht niets vernomen.

Zo vergaat het nu ook Hugo Claus. Het afgelopen decennnium was hij opvallend afwezig, maar de tiende verjaardaag van zijn dood leidde met name in Vlaanderen tot een soort abrupte reanimatie.  Journalisten laafden zich aan diverse boeken, tentoonstellingen en andere loffelijke initiatieven die allemaal tot doel hebben het nabestaan van een van Vlaanderens meest gelauwerde schrijvers te eren. Mooi. Prima. Een chagrijnige loeder die de maestro dit misgunt.

Toch roepen die postume hommages ook vragen op. Om te beginnen zijn de voorzangers in het Clauskoor bijna allemaal blanke mannen, vijftigers en zestigers vaak, voor wie Claus in de meeste gevallen niet alleen een studie-object is maar ook een persoonlijke kennis was, een betreurde 'vriend'. Daardoor werd de beeldvorming nogal eenzijdig en voorspelbaar, een bevestiging van een public image dat Claus al bij leven had en waar hij zelf in niet geringe mate heeft aan bijgedragen.  Ik zag en hoorde en las weer veel over de complexe, aimabele, onpeilbare, charmante, veelzijdige enzoverder man, maar eigenlijk zocht ik literair-historische argumenten en beschouwingen over de betekenis, de waarde van dit oeuvre dat, zoals iedereen weet, bijzonder veelkantig en ongelijk van kwaliteit is.

Toegegeven: dat publieke imago heeft ook mij lang betoverd. Claus de sardonische dandy, de speels-arrogante bedenker van superieure one-liners,  de meester-provocateur,... gedwéépt heb ik ermee. Maar dat was dertig, veertig jaar geleden. Als ik nu op YouTube naar archiefbeelden kijk van Claus' media-verschijningen in die jaren, voel ik vooral gêne. De obligate sigaret, het eeuwige monkellachje, de pseudo-diepzinnige flauwigheden over de leugen,...- met Claus de kokette poseur heb ik het ondertussen wel gehad. Dat zegt iets over hoe veranderd deze samenleving wel niet is, de afgelopen dertig jaar. Vlaanderen was een ander land, toen. Ik ken geen enkele schrijver van betekenis in dit taalgebied die zich vandaag zo aanstelt in de media en er nog mee wegkomt ook. Claus kwam er niet alleen mee weg, zijn medianummertjes oogstten beate bewondering (ja ja, ik beken), zeker na de publicatie van Het verdriet van België in 1983, toen de canonisering enigszins mythische proporties begon aan te nemen.

Claus beschouwde zichzelf niet als een autobiografisch schrijver. De anekdotiek van zijn eigen bestaan was slechts materiaal, delfstof. "Ik haat de explosies van mensen die vinden dat ze je moeten belasten met de staat van hun darmen en zielenleven, en wat ze met hun mama hebben meegemaakt", zei hij ooit in een interview. Hij noemde Dante en Shakespeare zijn modellen. "Zij moeten niet zo nodig hun eigen belevenissen verwerken. Maar ja, de over tachtig bladzijden uitgesponnen roerselen van een of andere trut, dat schijnt tegenwoordig de norm te zijn," sprak Claus enigszins profetisch in 1978. Veel eerder al had hij in het gedicht 'De zanger' geschreven: "De zanger is zijn lied."

Niettemin geldt de aandacht die de tiende verjaardag van zijn overlijden nu opwekt toch weer voornamelijk de zanger en veel minder zijn lied. Blijkbaar was Claus' persoonlijkheid voor velen zo fascinerend dat men er ook tien jaar later nog steeds maar moeizaam voorbij kan. Het is alsof het fenomeen Claus een grondige, hedendaagse analyse en appreciatie van de schrijver Claus in de weg staat.

"Waarom zouden we het oeuvre van Claus proberen te lezen zonder de verrijking en de verduidelijking die het voortdurend linken ervan met zijn (auto)biografie aanreikt?" Aldus Clausbiograaf Mark Schaevers in Het verdriet staat niet alleen, een bloemlezing van fragmenten uit Claus' oeuvre waarin volgens Schaevers Claus' eigen leven 'resoneert'. Daar is inderdaad niets op tegen. Maar ik denk dat er andere benaderingen en analyses mogelijk en wenselijk zijn, die Claus als schrijver meer recht zouden doen dan de vraag welke nonkel of welke tante deze of gene figuur in zijn oeuvre heeft geïnspireerd. Een paar suggesties: Heeft Claus een plaats in de Europese literatuur? Waarom dan, of waarom niet? Heeft hij internationaal invloed uitgeoefend? Is hij in de poëzie, het theater en het proza vernieuwend geweest? Hoe ziet Claus' oeuvre eruit vanuit een multicultureel perspectief? Wat heeft het werk van Claus ons te vertellen over ongelijkheid, racisme, populisme, armoede? Hoe zou het zijn personages vergaan in tijden van  MeToo? Hoe verhoudt dit oeuvre, dat is  ontstaan in kritische wisselwerking met een cultuur en een maatschappij die goeddeels zijn verdwenen, zich tot onze eigen hedendaagsheid?  Ik kan zo nog wel even doorgaan. Aan het oeuvre van een groot schrijver moet je grote vragen durven te stellen.

Stel dat Hugo Claus niet had bestaan maar dat we wél zijn oeuvre hadden. Geen interviews, geen persoonlijke vriendschappen of herinneringen, geen biografische informatie whatsoever, alleen een kast vol teksten, naamloos, ongedateerd. Hoe zouden we dan over dat oeuvre hebben gepraat, gedacht, geschreven?  Wat zou de betekenis van dat oeuvre vandaag dan zijn geweest? Zouden we het dan minder interessant hebben gevonden?

De meeste Claushommages drijven op nostalgie en sentiment. Ze missen urgentie, bevestigen voornamelijk sleetse clichés over de flamboyante auteur en voegen weinig of niets toe aan wat wij al wisten. Misschien is dat bij dit soort funeraire retro-gebeurtenissen onvermijdelijk. Maar het is wel een gemiste kans om dit oeuvre als het ware te herijken, om het opnieuw te calibreren in het licht van déze tijd.

Het is 2018, de wereld staat in brand, en het enige wat mij anno nu omtrent Hugo Claus nog interesseert is: wat moet en wil en zal ik van hem blijven lezen in deze eenentwintigste eeuw? Wat heeft dit oeuvre mij, mijn kinderen en mijn studenten nog te vertellen? That is the question. En verder mag de zanger, zoals de zanger het zelf heeft gewild, verdwijnen in zijn lied.

17 juni 2017

"Motherfucking groene vingers": is Paul Beatty's bejubelde roman The sellout wel vertaalbaar?

 


Het heeft niet veel gescheeld of The Sellout, de vierde roman van de Afrikaans-Amerikaanse auteur Paul Beatty (°1962), was in Groot-Brittannië nooit verschenen. Het boek was al door achttien uitgeverijen afgewezen toen OneWorld, een kleine onafhankelijke uitgeverij, het toch aandurfde om deze woeste satire over racisme in de VS uit te brengen. En kijk: Beatty won prompt de Man Booker Prize 2016 – amper twee jaar nadat de organisatoren van Engelands meest prestigieuze literaire bekroning de prijs toegankelijk hadden gemaakt voor alle Engelstalige schrijvers, tot groot ongenoegen van, bijvoorbeeld, Julian Barnes, die vond dat Amerikanen maar hun eigen prijzen moeten winnen.

De recensies die ik her en der in de pers heb gelezen waren overwegend lovend. “Een van de belangrijkste en moeilijkste Amerikaanse romans van de 21ste eeuw,” vond de Los Angeles Times. “Swiftiaanse satire van het hoogste niveau,” oordeelde de Wall Street Journal. De San Francisco Chronicle noemde Beatty een hedendaagse Mark Twain.   En de meestal nogal bezadigde National Public Radio had het over “de eerste grote satirische roman van de eeuw” en “een komisch meesterwerk”. Ook The Guardian vond het boek “meesterlijk” en promoveerde Beatty tot “Amerika’s grappigste schrijver.” Alleen in de Britse krant The Telegraph las ik enig voorbehoud (http://www.telegraph.co.uk/books/what-to-read/man-booker-prize-shortlist-2016-paul-beattys-the-sellout-is-an-o/) en ook de Standaard der Letteren, het boekenkatern van De Standaard, was niet onder de indruk. De stijl van Beattys boek werd er omschreven als “waanzinnig rusteloos”. Dat kun je wel zeggen.

Het uitgangspunt van The Sellout is veelbelovend. In het Hooggerechtshof in Washington D.C. zit een zwarte man, “stoned van herinneringen en marihuana”, te wachten tot zijn zaak wordt behandeld. De aantijgingen zijn niet gering. Me, zo heet de man, heeft de Amerikaanse grondwet tweemaal overtreden. Hij bezit namelijk een slaaf – wat het Dertiende Amendement verbiedt- én hij wil de rassensegregatie opnieuw invoeren – wat indruist tegen het Veertiende Amendement. Roept de zwarte raadsheer tegen de zwarte verdachte: “Nigger, ben je gek geworden?” Maar Me denkt: “Sinds wanneer heeft een beetje slavernij en segregatie iemand kwaad gedaan, en zo ja, de ballen.”
Aan het eind van deze veelbelovende ouverture krijgt de lezer het verdict van het Hof niet te lezen. Ah! dacht ik, een raamvertelling, een vorm die hoge verwachtingen schept en, als het vakkundig is gedaan, de lezer doet doorlezen. Jammer genoeg lost De verrader die verwachting niet in. Driehonderd pagina’s later, aan het slot, weet je nog steeds niet wat het Hof nu heeft beslist. Wat weten we dan wel?

Me, de ik-verteller, woont op een boerderij in Dickens, een getto aan de zuidkant van Los Angeles. Hij is enig kind en heeft een enorm vadercomplex. Zijn moeder is in geen velden of wegen te bekennen. Alles draait om pa, een gerespecteerd psycholoog die wetenschappelijke experimenten uitprobeert op zijn zoontje en in het dorp bekendstaat als de Niggerfluisteraar:
 “Als ergens een nigger ‘helemaal de weg kwijt was’ en uit een boom of van een hoog viaduct moest worden gepraat, dan werd hij er altijd bij geroepen. (...)De stem van mijn vader kon razernij omzetten in ontspanning en mensen in staat stellen hun angsten onbevangen onder ogen te zien.” 
De vader van Me is ook voorzitter van “de Intellectuelen van de Dum Dum Donut, de plaatselijke denktank” – de naam is meteen een goed voorbeeld van de manier waarop Beatty’s tekst vaak komisch wil zijn, namelijk door zogenaamd ‘hoge’ culturele begrippen of referenties (denktank, intellectuelen) te vermengen met zogenaamd ‘lage’ elementen uit de populaire cultuur (Donut).

Twee rampen treffen Me: zijn vader wordt door de politie doodgeschoten en vijf jaar later houdt Dickens, het dorp in de stad waar hij is opgegroeid, op te bestaan. Dat is heel erg, ook voor die andere inwoner van Dickens, Hominy Jenkins, een knettergekke en stokoude acteur die in lang vervlogen tijden bijrolletjes speelde in The Little Rascals (De Boefjes), een reeks komische korte films die in de jaren twintig van de vorige eeuw erg populair was in Amerika. (Terzijde: in de gelijknamige, op deze filmpjes gebaseerde langspeelfilm uit 1994 speelt Donald Trump een bijrol.). Zolang Dickens nog bestond, kwamen fans van The Little Rascals de oude acteur Jenkins er weleens opzoeken. Maar toen “Dickens verdween, verdween ik mee. Ik krijg geen fanmail meer. Ik heb al tien jaar geen bezoek meer gehad, want niemand weet me nog te vinden.”
Het is deze gekke oud-acteur die Me vraagt om hem in dienst te nemen als slaaf. “Soms moet je gewoon accepteren wie je bent en je daarnaar gedragen. Ik ben een slaaf. Dat ben ik nu eenmaal. Voor die rol ben ik geboren.” Node neemt Me Hominy in dienst: “Mijn gezag over deze klinisch gedeprimeerde lijfeigene is me opgedrongen.”
Me en Hominy vatten het plan op om Dickens weer op de kaart te zetten. Dat doen ze vrij letterlijk. Ze schilderen witte strepen op de grond die de contouren van hun opgeheven stadje weer zichtbaar maken en bij de afslag op de snelweg plaatsen ze het bord terug: VOLGENDE AFSLAG – DICKENS.
Problematischer is het besluit van Me om scholen en openbare voorzieningen van Dickens opnieuw te segregeren. “Apartheid heeft Zuid-Afrika verenigd, dus waarom zou het in Dickens niet werken?” luidt Me’s ietwat bizarre argument.
Het zijn deze twee misdaden –de herinvoering van slavernij en van segregatie- die de hoofdpersoon tot een “sellout”, een verrader maken en hem uiteindelijk voor de Supreme Court brengen.

Zoals ik het hier samenvat lijkt The Sellout een tamelijk eenvoudig, rechttoe rechtaan verhaal, maar dat is allerminst het geval. Na de sterke Proloog begint de roman alle kanten uit te waaieren. De lezer krijgt een hoop verhalen, herinneringen, flashbacks voorgeschoteld die allemaal direct of indirect wel iets te maken hebben met het wedervaren van ik-verteller en hoofdpersonage Me, maar het lijkt allemaal zo richtingloos, zo kabbelend en keuvelend, dat je je afvraagt: waarom dit en niet iets anders? Waar gaat dit heen? U hoort mij niet pleiten voor een eenstemmige verteltrant of zogenaamd psychologisch realistische personages, integendeel, maar dit boek is wel erg flodderig geweven, veel te weinig doorgecomponeerd om althans mijn aandacht gaande te houden. De verrader verzandt in uitweidingen en associaties die soms wel virtuoos zijn opgeschreven, maar die me allengs steeds minder konden boeien.

Ook de stijl én de humor, uitgerekend de meest geroemde eigenschappen van dit boek, kwamen na een tijdje zo geforceerd over dat ik er alleen nog moe van werd. De verbale krachtpatserij, de boutadezucht, het o zo graag o zo grappig willen zijn – het is allemaal o zo nadrukkelijk, zo gekunsteld, en soms gewoon onbegrijpelijk: “Hij was zo donker als een onbetaalde elektriciteitsrekening.” Huh?

De Nederlandse vertalers Gerda Baardman en Bart Gravendaal hebben ongetwijfeld hun stinkende best gedaan om dit Californische hyperproza recht te doen, maar dit Nederlands danst niet, brandt niet, bijt niet. Het blijft heel dicht bij de brontaal, die dan weer heel dicht bij een heel specifieke, idiomatische spreektaal aanleunt – en dat is voor een vertaler altijd hachelijk.  Zegt slaaf Hominy: “Well, you musta stuck yo’ hand up Godzilla’s asshole, cuz you gotta green thumb like a motherfucker.” Vertaling: “Uw hand moet in Godzilla’s reet hebben gezeten, want u hebt motherfucking groene vingers.” Keurig vertaald, maar wie zegt zoiets? Vertalen is hier vaak slechts damage control: “Get some pussy” (“zoek wat te neuken”), “a shitload of white spray paint” (“een lading witte spuitverf”), “the breaks were dominated by straight-edge Jesus freaks” (“de branding werd gedomineerd door straight-edge-jezusfreaks”), “a fucking race pervert” (“een fucking rasgeilneef”?), en soms zitten de vertalers er gewoon naast: “class oppression garbage” is natuurlijk nooit “klassenonderdrukkingsgeluk”, wat sowieso al een onwoord is.

Laat ik, om te verduidelijken waarom deze roman misschien wel onvertaalbaar is, een alinea uit het origineel vergelijken met de vertaling ervan. Dit komt uit een dialoog tussen Me en ene King Cuz, tijdens een bijeenkomst van de leden van de Intellectuelen van de Dum Dum Donut, lang na de dood van Me’s vader.
“All right, Cuz. Why do you go to these meetings? Shouldn’t you be out slanging and banging?”
(Oké, Cuz. Waarom kom je naar die bijeenkomsten? Moet je niet achter de handel en de wijven aan?)
“It used to be I’d go to listen to your father. Rest in peace, that nigger ran deep, for real.”
(Vroeger kwam ik altijd naar je vader luisteren. Hij ruste in vrede, die nigger ging echt serieus diep.)
“But now I just go in case these Dum Dum niggers get the notion to actually set foot in the hood, blowing the spot up and all. That way I can at least give the homies some Paul Revere-like advance notice. One if by Land Cruiser. Two if by C-class Mercedes. The bougies are coming! The bougies are coming!”
(Maar nu ga ik alleen nog voor het geval dat die Dum Dum-niggers gaan denken dat ze hier voet aan de grond kunnen krijgen, hun bek niet kunnen houden en zo. Op die manier kan ik de homies op zijn minst van tevoren op de hoogte stellen, zoals Paul Revere in de Amerikaanse Revolutie. Eén als ze per Land Cruiser komen, twee als ze per Mercedes C-klasse komen. De burgermannetjes komen! De burgermannetjes komen!)

Alles wringt en kraakt hier. “Slanging and banging” is muziek, “achter de handel en de wijven aan” is niets. “That nigger ran deep” is idiomatisch, “die nigger ging echt serieus diep” klinkt zo fout als wat. (Waarom trouwens “nigger” niet vertalen door “neger”?) “Blowing the spot up and all” heeft niets te maken met “hun bek niet kunnen houden” maar betekent waarschijnlijk gewoon de plek opblazen. En de culturele verwijzing naar de Midnight Ride van Paul Revere gaat, vrees ik, helemaal verloren, ondanks de toevoeging van de vertalers “in de Amerikaanse revolutie”. 

Paul Revere was een zilversmid uit Boston die de burgermilitia in Lexington zou waarschuwen zodra de in Boston gelegerde Britse troepen in beweging kwamen. Revere zou de rebellen aan de overkant van de rivier laten weten welke route de Britten namen door in een kerktorentje in Boston één dan wel twee lantaarns te ontsteken: “One if by land, and two if by sea.” In Beatty’s parodie: “One if by Land Cruiser. Two if by C-class Mercedes.” In de nacht van 18 april 1775 was het zover, en galoppeerde Revere naar Lexington waar hij de zogeheten Minute Men waarschuwde: “The British are coming!” In Beatty’s parodie: “The bougies are coming!”
En zo zit de roman vol min of meer geslaagde grapjes, knipoogjes en parodietjes die ook in de beste vertaling niet zouden overleven omdat ze te cultuurspecifiek, te contextafhankelijk zijn.

Beatty heeft een ambitieuze roman willen schrijven over racisme in de VS vroeger en nu. Maar The Sellout heeft geen sterke structuur en drijft te veel op verbaal geschmier en flauwe humor. De verrader roept de vraag op of je dit soort boeken wel moet, wel kunt vertalen. Misschien is het raadzamer een roman als The Sellout radicaal te laten herschrijven door een echte auteur, iemand die de geest en wellicht ook de anekdotiek van de roman respecteert, maar het boek stilistisch heruitvindt.


Paul Beatty, De verrader. Vertaald door Gerda Baardman en Bart Gravendaal. Amsterdam: Prometheus, 2017.