Drie weken geleden kon u hier (en in Knack) kennis nemen van een paar maatregelen die ik als verlicht despoot per direct zou treffen om dit morose land te redden van de totale kladderadatsch. ("Mijn laatste droom", zie hieronder) Mijn programma heeft de bevolking blijkbaar aangesproken. Uit de vele tienduizenden reacties die ik mocht ontvangen gutste enthousiasme. Hier en daar een reactionaire romanticus die iets kwebbelde over democratisch deficit, maar de meeste mensen snakken duidelijk naar het verlicht despotische regime dat ik hier voorstelde.
Met name mijn plan om een staatskrant op te richten heeft brede lagen van de bevolking weer hoop gegeven. In verbolgen mails en brieven ventten vele medeburgers hun ontevredenheid over de kwaliteit van de kwaliteitspers. De mensen ergeren zich aan al die beledigende simplismen, overbodige herhalingen, betwistbare en soms ronduit bizarre keuzes en klemtonen.
Voorbeeld: tien jaar geleden overleed de Vlaamse journalist Johan Anthierens. Dat werd de afgelopen weken in vele Vlaamse media uitvoerig herdacht. Maar vijfentwintig jaar geleden kwam in de USSR Mikhaïl Gorbatsjov aan de macht, wat het begin betekende van de meest ingrijpende omwenteling in de politieke geschiedenis van Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.
Daarover heeft u niets maar dan ook werkelijk niets van betekenis vernomen in de vaderlandse pers. Terwijl je toch geen verlicht despoot moet zijn om te beseffen dat – enfin. En als we dan toch kalenderjournalistiek bedrijven: in januari was Albert Camus vijftig jaar dood. Ook daarover is in onze pers niet één interessant stuk verschenen.
Ik mocht ook talloze spontane sollicitaties voor mijn staatskrant ontvangen, vooral van de betere journalisten die momenteel nog werkzaam zijn op de redacties van De Morgen, De Standaard en de vrt-nieuwsdienst. Allen zeiden te smachten naar een soort Vlaamse International Herald Tribune: een kleine, fijne topkrant, uitstekende pennen, verrukkelijk saaie vormgeving, achttien pagina’s per dag, geen komma meer.
Bij de vrt werken trouwens een paar hardleerse provincialen. In mijn beleidsverklaring had ik zweepslagen beloofd voor journalisten die in nationale nieuwsbulletins nog zouden berichten over verdronken paarden of brandende frituren. Mijn woorden waren nog niet gedrukt of op de site van deredactie.be was het weer prijs: “In Oud-Turnhout is een paard afgemaakt nadat het was aangereden door een quad.” (7 maart) 15 maart, zelfde site: “In Zutendaal is gisteren een ruiter om het leven gekomen tijdens een paardenevenement.” 20 maart: “In Arendonk zijn vanmiddag een paard, een man en zijn koets in het kanaal terechtgekomen.” Wat is dat met paarden op de vrt? Leven wij hier in een manège of zo? En als dit nationaal nieuws hoort te zijn volgens de Vlaamse openbare omroep, wat zou dan regionaal nieuws zijn?
Ook een despoot heeft twijfels. Zo ben ik er nog steeds niet uit of ik Vlaanderen onafhankelijk zou verklaren of niet. Misschien zouden de Vlamingen meer op hun gemak zijn als ze gewoon onder elkaar waren. Samen naar de koers kijken, pintje pakken, alles goed met de kinderen? Gemoedelijke, beetje schichtige mensen, niets kwaads in de zin – totdat er in Le Soir een beroerd opiniestukje verschijnt tegen de Vlaamse wooncode, geïllustreerd met een foto van een massagraf in Nigeria – slachtoffers van etnische zuiveringen. Bart de Wever was zo verstandig om de bevolking te attenderen op iets waarvan geen Vlaming het bestaan vermoedde, namelijk een slecht opiniestuk in een Franstalige gazet. ‘Le Soir is een haatdragende krant,’ verklaarde de boeddha van de Vlaamse verongelijktheid, en diende prompt een klacht in bij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Waarop Bieke van Le Soir dan weer in alle Vlaamse media kwam janken dat De Wevers beschuldiging “beledigend, onterecht en onrechtvaardig” was. (Despoot slaakt diepe zucht:) Vlamingen en Franstaligen, nog altijd halen ze soms het slechtste, het kleinste, het zieligste in elkaar naar boven.
Was die foto overdreven? Natuurlijk was die foto overdreven. Maar overdrijven is een wezenlijk onderdeel van polemische communicatie en polemiek kun je net zo goed met beelden als met woorden voeren. In de context van dat stukje was er helemaal niks mis met die foto. Sterker, die foto heeft zeer goed gewerkt, als je ziet hoe de Vlaamse goegemeente zich erdoor heeft laten provoceren. Ik moest terugdenken aan Les Flamingants en de woedende verontwaardiging die dat scheldliedje van Jacques Brel hier ontketende, ruim dertig jaar geleden. Sommige Vlamingen hebben nog niets bijgeleerd.
31 maart 2010
10 maart 2010
Mijn laatste droom
Niemand vraagt mij nog wat ik later wil worden. Dat krijg je als je vijftig bent. Zoveel later heb je dan niet meer. Dat zeggen de mensen natuurlijk nooit in je gezicht, maar dat denken ze wel. En de mensen krijgen in deze wereld vaak gelijk, ook als ze het niet hebben. Maar tien jaar geleden hoorde ik die vraag ook al niet meer: wat wil je later worden? Wat ga je later doen? Terwijl ik toen toch nog behoorlijk wat later had. Kennelijk heeft die vraag een leeftijdsgrens, komt er een moment waarna het niet meer welvoeglijk is om iemand te vragen naar toekomstplannen die hij wellicht niet meer heeft, dromen die hij wellicht niet meer koestert, wegens - nou ja, te oud dus.
Toch heb ik nog één droom. Ik zou nog graag despoot worden. Verlicht natuurlijk, maar toch despoot. Ik vind dat ik daar nu de juiste leeftijd, de vereiste maturiteit voor heb. Despoot mag je niet te jong worden. Kijk naar Nero. Keizer op zijn zeventiende, dood op zijn eenendertigste. Liet een ontzettende puinzooi achter. Veel te jong aan de top gekomen. Kon duidelijk niet om met de macht. Of neem Richard II. Koning van Engeland op zijn tiende. Verbijsterde vriend en vijand toen hij op zijn veertiende door onderhandelingen een einde maakte aan een boerenopstand. Dat gaat zo’n cadet naar het hoofd natuurlijk. Richard werd helemaal zot van eigendunk. Graaide in de staatskas, verbande, beboette en executeerde tegenstanders à volonté. Afgezet en dood op zijn drieëndertigste. Had Shakespeare geen weergaloos stuk over hem geschreven, wij zouden van Richard II niet meer spreken. Verlicht despotisme is niets voor tieners.
Maar ik ben er klaar voor. Ik heb genoeg gelezen, genoeg gereisd, genoeg mensen gesproken, de wereld lang genoeg geobserveerd om te weten dat het zo niet verder kan. Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet langer ontlopen.
Ik beloof dat ik op de eerste dag van mijn verlicht bewind het parlement zal sluiten. Die ouderwetse praatbarak bezit niet de macht en zeker niet het talent om de problemen van deze tijd het hoofd te bieden. Ik installeer meteen een oligarchie. Het dagelijks bestuur van het land komt in handen van een paar uiterst intelligente en bekwame mannen en vrouwen die mij voldoende integer lijken om op zindelijke wijze met macht om te gaan. Ik denk aan Bert De Graeve, Frank Vandenbroucke, Christine Van Broeckhoven en Bea Cantillon. Aan Paul de Grauwe vraag ik om een alternatief economisch model te ontwikkelen. Op mijn tweede despotendag sluit ik immers de beurs. Er moet een einde komen aan de permanente financiële onzekerheid waarin mensen als gevolg van al dat tomeloze gesjacher al vele decennia verkeren.
Op mijn derde dag nodig ik mijn oude prof Etienne Vermeersch uit. Hij moet me komen uitleggen waarom hij zich met die rare Gravensteengroep heeft vereenzelvigd, en waarom hij denkt dat een onafhankelijk Vlaanderen democratischer zou zijn dan België ooit is geweest. Ik vermoed hier volksverlakkerij, maar als Vermeersch mij kan overtuigen dat, ik zeg maar wat, in zo’n Vlaanderen het erfrecht fundamenteel wordt herzien, dat de vermogensbelasting er tien keer hoger zal zijn dan de belasting op arbeid, dat verplegers en verpleegsters er minstens evenveel zullen verdienen als topvoetballers en vrouwen niet minder dan mannen – goed, dan scheur ik ons af. Dan maak ik van Vlaanderen een utopische bonzai-republiek, een soort politiek madurodam dat grotere, onrechtvaardigere mogendheden tot voorbeeld zal strekken. De monarchie wordt sowieso afgeschaft.
Op de vierde dag richt ik een staatskrant op. Een krant zonder advertenties, zonder regionaal flutnieuws, zonder narcistische, schmierende journalisten, een krant die zijn lezers niet opvrijt, geen bonnetjes of gratis tickets uitdeelt, een uitmuntend geschreven krant die mij uitstekend informeert over wat er werkelijk toe doet in de wereld, zonder commerciële en andere tactische bijgedachten. En ik beloof vele zweepslagen voor elke journalist die het nog bestaat om in nationale nieuwsuitzendingen te berichten over een verdronken paard of een brandend fritkot.
Op de vijfde dag laat ik een aantal mensen arresteren, niet omdat ze misdadigers zijn, maar gewoon, omdat ik ze vervelend vind. Draaikonten, konkelaars, gluiperds, genre Noël Slangen of Siegfried Bracke: de nor in. Maar verlicht als ik ben laat ik hen niet ophangen, liever spreek ik de gruwelijkste straf uit die zulke mensen in deze tijden kan treffen: ze mogen nooit meer op teevee. O heerlijke nieuwe wereld!
Toch heb ik nog één droom. Ik zou nog graag despoot worden. Verlicht natuurlijk, maar toch despoot. Ik vind dat ik daar nu de juiste leeftijd, de vereiste maturiteit voor heb. Despoot mag je niet te jong worden. Kijk naar Nero. Keizer op zijn zeventiende, dood op zijn eenendertigste. Liet een ontzettende puinzooi achter. Veel te jong aan de top gekomen. Kon duidelijk niet om met de macht. Of neem Richard II. Koning van Engeland op zijn tiende. Verbijsterde vriend en vijand toen hij op zijn veertiende door onderhandelingen een einde maakte aan een boerenopstand. Dat gaat zo’n cadet naar het hoofd natuurlijk. Richard werd helemaal zot van eigendunk. Graaide in de staatskas, verbande, beboette en executeerde tegenstanders à volonté. Afgezet en dood op zijn drieëndertigste. Had Shakespeare geen weergaloos stuk over hem geschreven, wij zouden van Richard II niet meer spreken. Verlicht despotisme is niets voor tieners.
Maar ik ben er klaar voor. Ik heb genoeg gelezen, genoeg gereisd, genoeg mensen gesproken, de wereld lang genoeg geobserveerd om te weten dat het zo niet verder kan. Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet langer ontlopen.
Ik beloof dat ik op de eerste dag van mijn verlicht bewind het parlement zal sluiten. Die ouderwetse praatbarak bezit niet de macht en zeker niet het talent om de problemen van deze tijd het hoofd te bieden. Ik installeer meteen een oligarchie. Het dagelijks bestuur van het land komt in handen van een paar uiterst intelligente en bekwame mannen en vrouwen die mij voldoende integer lijken om op zindelijke wijze met macht om te gaan. Ik denk aan Bert De Graeve, Frank Vandenbroucke, Christine Van Broeckhoven en Bea Cantillon. Aan Paul de Grauwe vraag ik om een alternatief economisch model te ontwikkelen. Op mijn tweede despotendag sluit ik immers de beurs. Er moet een einde komen aan de permanente financiële onzekerheid waarin mensen als gevolg van al dat tomeloze gesjacher al vele decennia verkeren.
Op mijn derde dag nodig ik mijn oude prof Etienne Vermeersch uit. Hij moet me komen uitleggen waarom hij zich met die rare Gravensteengroep heeft vereenzelvigd, en waarom hij denkt dat een onafhankelijk Vlaanderen democratischer zou zijn dan België ooit is geweest. Ik vermoed hier volksverlakkerij, maar als Vermeersch mij kan overtuigen dat, ik zeg maar wat, in zo’n Vlaanderen het erfrecht fundamenteel wordt herzien, dat de vermogensbelasting er tien keer hoger zal zijn dan de belasting op arbeid, dat verplegers en verpleegsters er minstens evenveel zullen verdienen als topvoetballers en vrouwen niet minder dan mannen – goed, dan scheur ik ons af. Dan maak ik van Vlaanderen een utopische bonzai-republiek, een soort politiek madurodam dat grotere, onrechtvaardigere mogendheden tot voorbeeld zal strekken. De monarchie wordt sowieso afgeschaft.
Op de vierde dag richt ik een staatskrant op. Een krant zonder advertenties, zonder regionaal flutnieuws, zonder narcistische, schmierende journalisten, een krant die zijn lezers niet opvrijt, geen bonnetjes of gratis tickets uitdeelt, een uitmuntend geschreven krant die mij uitstekend informeert over wat er werkelijk toe doet in de wereld, zonder commerciële en andere tactische bijgedachten. En ik beloof vele zweepslagen voor elke journalist die het nog bestaat om in nationale nieuwsuitzendingen te berichten over een verdronken paard of een brandend fritkot.
Op de vijfde dag laat ik een aantal mensen arresteren, niet omdat ze misdadigers zijn, maar gewoon, omdat ik ze vervelend vind. Draaikonten, konkelaars, gluiperds, genre Noël Slangen of Siegfried Bracke: de nor in. Maar verlicht als ik ben laat ik hen niet ophangen, liever spreek ik de gruwelijkste straf uit die zulke mensen in deze tijden kan treffen: ze mogen nooit meer op teevee. O heerlijke nieuwe wereld!