15 januari 2008

Quo vadis Belgica?

Ja, ik heb ze gelezen en gezien en gehoord de afgelopen maanden: de voorstanders van België en de voorstanders van een onafhankelijk Vlaanderen, de Walenuitdrijvers en de minnaars van het surrealistische koninkrijk, de linksen en de rechtsen, de separatisten, de federalisten, de confederalisten, de unionisten, de belgicisten, de argumenten pro, de argumenten tegen, de oproepen, de afwijzingen, de blauwdrukken, de manifesten, de tirades, de apologieën en de grafredes.

Honderden teksten en gesprekken, duizenden woorden voor en duizenden tegen, en wat is het resultaat van al dit lezen en praten en tobben en discussiëren?

Dat ik het niet weet. Dat ik het minder dan ooit weet. De ene dag dein ik mee met de redenering van de separatist die rustig en duidelijk uitlegt waarom België geen zin meer heeft, en een dag later zit ik even instemmend het vertoog te lezen van de antiseparatist die met niet minder zinnige argumenten de droom van een bonzairepubliek Vlaanderen weer afschiet.

Ik voel me een weerhaan, een kameleon, een dobber, een kurk op de baren van voor en tegen. Ellende. Heerlijk moet het zijn om in deze fundamentele kwestie een ondubbelzinnige positie te kunnen innemen, om echt helemaal radicaal honderd procent overtuigd te zijn van je eigen gelijk en dus ook van het ongelijk van “de anderen”. Om niet de hele tijd heen en weer te laveren zoals ik nu al maanden doe, voorwaar een vermoeiend gevoel, vooral als je in Duisburg woont, deelgemeente van Tervuren, vlakbij de taalgrens, de linguïstische frontlijn loopt dwars door mijn zolderraam, de horizon spreekt Frans.

Proeve van gezigzag.

Op een middag tussen kerst en nieuwjaar sta ik in het postkantoor van Tervuren in de rij. Voor mij twee slungels van een jaar of vijftien. Ik hoor ze onder elkaar Frans mommelen. Benieuwd wat Martine zal zeggen, denk ik bij mezelf. Martine is onze loketbeambte. De jongens komen een aangetekende zending ophalen. Martine kijkt naar de identiteitskaart van een van de jongens en zegt: ‘Je bent te jong, je moet vijftien zijn om aangetekende zendingen te kunnen ophalen.’ Antwoordt de jongen: ‘Vous parlez français?’ ‘Ja,’ zegt Martine, ‘ik spreek Frans, maar hier niet, Tervuren is een Vlaamse gemeente.’ Zegt ene jongen tegen andere: ‘Qu’est-ce qu’elle dit?’ De andere: ‘Elle dit qu’il faut avoir quinze ans.’ De al dan niet werkelijk monoglotte tiener doet nog even alsof hij het ook niet kan helpen dat hij geen Nederlands kent, maar Martine geeft geen krimp. Onverrichter zake druipen de twee af. Mijn hart springt op. Martine! Wat geweldig, zo doortastend! You’re a hero! Ik had haar kunnen zoenen. Oprispingen van flamingante retoriek. Wat denken die francofone ettertjes wel. Een beetje Kroaat bij een Vlaamse voetbalclub babbelt na een half seizoen een mondje Nederlands (nou ja, Vloms), maar de Franstalige tienertjes die opgroeien in Tervuren, oh nee, desolé. Fucking bourgeoisie. Oprotten allemaal. Ik koop twee keer meer zegels dan ik nodig had en verlaat het postkantoor als een overtuigde, ja lichtjes fanatieke separatist.

Een dag of tien later. Net voor het begin van de Octopusgesprekken lanceert Elio Di Rupo het idee van de talentelling in Brussel en de Rand. Laten we de mensen daar eens vragen of ze Frans of Nederlands spreken, en of ze liever tot Brussel zouden behoren dan wel tot Vlaanderen, aldus het voorstel van ‘het strikje’. Meteen staan alle Vlamingen op hun achterste poten. Een onaanvaardbaar voorstel vinden ze het. In De Zevende Dag op zondag 13 januari werd het voorstel van Di Rupo een provocatie genoemd, we hebben de taalwetten “in 1962” nu eenmaal vastgelegd en daar valt niet aan te tornen. Het was niet een of andere benepen Belanger die dit zei maar Magda Aelvoet, een van de intelligentste politici van wijlen Agalev. Vaststelling: zodra het over de taalgrens gaat, verdampen in Vlaanderen alle ideologische verschillen tussen links en rechts, dan klampt de hele politieke kaste zich vast aan het territoriumbeginsel, en vervallen zelfs verlichte politici als Aelvoet in een hyperconservatief discours, dat aan de huidige toestand niets wenst te veranderen omdat we die grens bijna vijftig jaar geleden nu eenmaal zo hebben vastgelegd. Het bestaan van een regel verantwoorden door te stellen dat die regel er nu eenmaal is, getuigt niet bepaald van lenig laat staan progressief denkvermogen.

Jazeker, ik verafschuw het hautaine, zelfgenoegzame gedrag van vele Franstaligen in de Brusselse Rand - leve Martine! - maar tegelijkertijd heeft dat mordicus vasthouden van de Vlamingen aan de taalwetten van een halve eeuw geleden iets krampachtigs, iets reactionairs, ja, iets ondemocratisch. Met alle liefde voor mijn taal- en cultuurgenoten, maar als in Kraainem 90% van de bevolking nu Frans spreekt -en dat was toen de taalwetten werden geschreven absoluut niet het geval - wel, dan is Kraainem nu een Franstalige gemeente, punt uit. Je kunt dat betreuren, maar je kunt het niet loochenen. Natuurlijk hebben mensen te gehoorzamen aan de wetten van het land waar ze wonen, maar wetten horen ook veranderlijk te zijn. Met landen of regimes die principieel weigeren hun wetten aan een veranderende werkelijkheid aan te passen - en dat is wat de Vlamingen in de discussie over de taalgrens steevast doen - loopt het zelden goed af.

Ter vergelijking: in de Verenigde Staten wordt iedere tien jaar een volkstelling gehouden. De gevolgen van deze zogenaamde federal census zijn niet gering, want mede hierdoor wordt beslist hoeveel vertegenwoordigers de staten krijgen in het House of Representatives. (Elke Amerikaanse staat heeft twee senatoren, maar het aantal volksvertegenwoordigers dat een staat mag afvaardigen hangt af van de populatie van de staat.) In de VS bestaat dus een rechtstreeks verband tussen demografische verschuivingen en de politieke machtsverhoudingen tussen de staten. Dat lijkt me in ieder geval democratischer dan de Vlaamse weigering om de demografische werkelijkheid in de Brusselse Rand te erkennen. Ik zeg het à contrecoeur, maar als de Franstalige gemeenschap in Wezembeek-Oppem een meerderheid vormt, belastingen betaalt en zich verder aan de regels en de wetten houdt, dan kun je zo’n meerderheid toch niet eeuwig blijven verbieden in publieke aangelegenheden haar eigen taal te spreken?

Overigens begrijp ik niet hoe die verfransing van de Rand nu eigenlijk functioneert. Iedereen weet dat de Rand rond Brussel peperduur is en iedereen weet ook dat de Vlamingen economisch welvarender, koopkrachtiger zijn dan de Franstaligen - toch verfranst de Rand. Hoe kan dat? Hoe kan het relatief armere deel van de bevolking gemeenten in de duurste regio van het land inpalmen? Waar zijn al die Vlamingen die hier vroeger de meerderheid vormden dan naartoe? Ik zie drie mogelijkheden: verhuisd, gestorven of verfranst. Er is me dunkt maar één manier om de Brusselse Rand op democratische wijze Vlaams te houden (of weer te maken): niet door je krampachtig vast te klampen aan moreel niet langer houdbare wetten, maar door er te gaan wonen. En Nederlands te blijven spreken.

Zo dobber ik nu al maanden rond. Niet in staat een van beide onverzoenlijke standpunten ondubbelzinnig te onderschrijven, heen en weer drijvend tussen afkeer van het franskiljonse joeng in het postkantoor - leve Vlaanderen! - en een niet minder grote afkeer van het halsstarrige bodemdenken dat alle Vlaamse politici met elkaar verenigt in één grote, ondemocratische kramp. Leve België ! Onontkoombaar en zeer Belgisch besluit: ik ben voor en tegen de afschaffing en het voortbestaan van België.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik herken uw standpunt, beste meneer Albers. Ikzelf heb namelijk ook een hele tijd gezweefd tussen het separatisme en het behoud van ons Belgenlandje. Nu, als inwoner van de rand (h)erken ik de aanpassingsproblemen zoals we die maar zullen noemen van de Franstaligen zeker. Maar het kan ook anders. Ik heb me in september ingeschreven in een plaatselijke (door de Vlaamse overheid gesubsidieerde) vereniging en het zal u niet verbazen: ook daar is de Franstalige bevolking ruim vertegenwoordigd. Maar ik moet toegeven dat ze me verrast hebben, geloof het of niet: geïntegreerde Franstaligen bestaan! Tieners en veertigers... ze spreken zowaar allemaal zonder enige aarzeling Nederlands. Het zou er natuurlijk maar aan mankeren.

Feit is: het is soms moeilijk om een standpunt te kiezen in deze toch wel niet zo simpele kwestie over het voortbestaan van ons land. Ik vind dat elke redelijke mens de twee kanten kan begrijpen (maar misschien is dat alleen omdat ik er zo over denk natuurlijk). In elk geval, wat ze ook mogen beweren, is het land opsplitsen veel moeilijker dan men zou willen, nog moeilijker dan ik zeg maar wat, een regering te vormen, en zullen de problemen met niet-geïntegreerde, halsstarrige Franstaligen na een splitsing niet van de baan zijn. Ik zie nu dan ook weinig voordelen in een splitsing. De Vlaamsche droom is er aldus een die voor mijn part met alle liefde zachtjes mag worden doorprikt...

Maar wie ben ik natuurlijk...
Mijn excuses voor de anonimiteit overigens.

Anoniem zei

De vergelijking ie verwijst naar de herverdeling van zetels in het parlement op basis van volkstellingen in de VS gaat niet op: ook bij ons wordt om de zoveel jaar het aantal zetels per provincie aangepast aan het aantal inwoners. En in de VS wordt die volkstelling natuurlijk niét gebruikt om de grenzen tussen de deelstaten te hertekenen. Zoals ook in een veeltalig land als Zwitserland de taalgrenzen onaantastbaar zijn. Dat is niet omdat die regel er nu eenmaal is, maar om de heel eenvoudige reden dat goede nabuurschap niet mogelijk is met een buurman die voortdurend probeert een stukje van je tuin in te palmen, en nog eentje, en nog eentje .....

Anoniem zei

"Ter vergelijking: in de Verenigde Staten wordt iedere tien jaar een volkstelling gehouden. De gevolgen van deze zogenaamde federal census zijn niet gering, want mede hierdoor wordt beslist hoeveel vertegenwoordigers de staten krijgen in het House of Representatives."

En als er dan blijkt dat in een bepaalde staat in de USA de Hispanics in de meerderheid zouden zijn, verandert er dan iets aan het taalstelsel ?

Terzijde ; bij ons wordt het aantal volksvertegenwoordigers ook geregeld aangepast. Niet via volkstellingen ; dit is bij ons niet nodig. Gewoon via de gegevens opgeslagen in het ministerie van Binnenlandse Zaken (hebben ze dat niet in de USA, Burgerlijke Stand ?)


H. Elpze
Antwerpen

Anoniem zei

De vergelijking met tellingen in de V.S. gaat niet op. Die tellingen hebben enkel tot doel de vertegenwoordiging in het Congress te wijzigen aan de veranderde toestand, aan de uiteindelijke state borders wordt niet geraakt.

Het federale avontuur van de V.S. is ook van een heel andere aard dan het Belgische. Hoewel beide landen hun ontstaansgeschiedenis deels vinden in als onrechtmatig ervaren belastingen, moet worden opgemerkt dat enkel de daaropvolgende onafhankelijkheid aan beider geschiedenissen identiek is (de voorwaarden voor die onafhankelijkheid buiten beschouwing gelaten uiteraard). De Amerikaanse staten legden destijds een duidelijke confederatie vast (hoewel zij dat zelf zo niet noemen). Iedere staat kon toen zelf beslissen om wel of niet mee te stappen in de unie (strikt juridisch bekeken dan, feitelijk was toetreding immers de enige werkbare oplossing). België daarentegen is opgericht als een unitair land en doorheen haar geschiedenis omgevormd tot een federatie (met confederale instrumeneten zoals de paritaire samenstelling van de Senaat). Het éne proces heet centripetaal, het andere centrifugaal.

De reden achter de Amerikaanse federale Staat was de noodzaak om smane een sterke unie op touw te zetten. Samenwerking was dus de reden. Het Belgische federale project daarentegen werd juist geïnspireerd door de overtuiging dat samenwerken op bepaalde domeinen niet meer efficiënt kon geschieden. Dit verschil is van wezenlijk belang en onderscheid België van zowat iedere ander federaal land op deze planeet.