07 september 2008

Hoe Shakespeare ons op de zenuwen werkt

Shakespeares taal wordt al eeuwen door literatoren en filologen geprezen en bestudeerd. Met behulp van technieken uit de neurolinguïstiek hebben wetenschappers nu aangetoond dat Shakespeares taalgebruik ook ons zenuwstelsel niet onberoerd laat.


Words, words, words: Shakespeare gebruikte er in zijn oeuvre ongeveer 17 000, het viervoud van de gemiddelde, geschoolde taalgebruiker. En hij had niet eens een woordenboek. Het eerste Engelse woordenboek, A Table Alphabeticall, samengesteld door Robert Cawdrey (een schoolmeester uiteraard), verscheen in 1604. Shakespeare was toen al bijna klaar met zijn oeuvre: in 1611 ging hij met pensioen en keerde uit Londen terug naar Stratford waar hij in 1616 overleed.

Ander sterk cijfer: Shakespeare gebruikt bijna de helft van al die woorden, een zevenduizendtal, maar één keer in zijn hele oeuvre. Dat heeft iets guls, iets bijna kwistigs. Van die 17000 woorden heeft hij er een 3000 zelf bedacht, of afgeleid van bestaande woorden. In de Oxford English Dictionary is Shakespeare de grootste leverancier van neologismen. Overigens is die taalrijkdom vaak een nachtmerrie voor lexicografen gebleken. Van menig door Shakespeare bedacht woord heeft men de betekenis immers nimmer kunnen achterhalen. (Zie bijvoorbeeld de discussie over “runaway’s eyes” in Romeo and Juliet in een vorige tekst op deze blog.) Andere woorden hebben in de afgelopen eeuwen betekenissen of associaties verloren, of andere betekenissen verworven. Zo betekende “spirit” in Shakespeares tijd onder meer “penis”, en een van de connotaties van “circle” was “vagina”. Dat moet je wel weten als je Mercutio in Romeo and Juliet hoort zeggen: “’Twould anger him / To raise a spirit in his mistress’ circle” (II.1. 23-4). In de openingsscène van Hamlet noemt wachter Bernardo zijn collega’s “rivals” - dat betekent nu alleen nog het tegenovergestelde van wat Bernardo daar bedoelde, namelijk “companions” of “colleagues”. (Het zou geen enkele zin hebben om “rivals” hier met “rivalen” te vertalen.) Die betekenisverschuivingen zijn meestal wel te traceren, ze verschaffen filologen al eeuwen werk.

De waardering voor Shakespeares werk is in niet geringe mate waardering voor deze taalrijkdom, de meerzinnigheid, de creativiteit, de poëzie, de woordspelingen - bibliotheken vol zijn erover geschreven. Maar de laatste tijd hebben wetenschappers die taalrijkdom ook aan de hand van technieken uit de neurolinguïstiek bestudeerd. Dat levert fascinerende experimenten en inzichten op.

Een van Shakespeares stijlkenmerken is wat linguïsten noemen functional shift, of ook wel word class conversion: het proces waarbij een woord of een zinsdeel van functie verandert in een zin, maar wel min of meer dezelfde vorm behoudt. Shakespeare doet dat inderdaad voortdurend. Hij gebruikt een voornaamwoord als een substantief (“the cruellest she alive”), een adjectief als een werkwoord (“to thick my blood”) en vaak ook een substantief als werkwoord (“He childed as I fathered”).

‘Functional shift’ werd tot voor kort beschouwd als een gevolg, een symptoom van hersenbeschadiging. Het werd alleen in dat perspectief bestudeerd. Maar recent heeft bij wetenschappers het idee postgevat dat ‘functional shift’ zich ook kan voordoen bij taalgebruikers zonder hersenschade. ‘Functional shift’ kun je ook beschouwen als een vorm van taalcreativiteit. Het geeft je een idee van de buigzaamheid van een taal en van de vrijheid waarover een (creatieve) taalgebruiker daardoor beschikt, en het geeft ook een idee van de economie van een taal: het vermogen om bepaalde betekenissen zeer compact weer te geven, bijvoorbeeld.

Om deze effecten van ‘functional shift’ in Shakespeares werk te onderzoeken, bedachten twee onderzoekers aan de universiteit van Liverpool, Philip Davis en Victorina Gonzalez-Diaz, volgend experiment.

Proefpersonen krijgen een veertigtal zinnen te lezen, telkens in vier varianten:

(A) De zin in zijn ‘normale’, grammaticaal en semantisch correcte vorm.
(B) Diezelfde zin met de ‘functional shift’ in Shakespeares versie ervan.
(C) Een variant van die zin met een syntactische ‘functional shift’ die in de context van de zin geen betekenis heeft.
(D) Een variant van diezelfde zin zonder grammaticale shift, maar ook zonder betekenis in de context van de zin.

Het voorbeeld van Davis (een regel uit Coriolanus):
(A) This old man loved me above the measure of a father, nay, deified me indeed.

(B) This old man loved me above the measure of a father, nay, godded me indeed. (= Shakespeares versie, met functional shift: een substantief wordt als werkwoord gebruikt.)

(C) This old man loved me above the measure of a father, nay, charcoaled me indeed.

(D) This old man loved me above the measure of a father, nay, poured me indeed.

De proefpersonen werd gevraagd om op een knopje te duwen als de zin die ze te horen kregen hen min of meer betekenisvol leek.

Ondertussen werd hun hersenactiviteit geregistreerd op drie manieren: eerst via een EEG (electro-encefalogram), daarna met een MEG (magneto-encefalogram) en tenslotte met een fMRI (functionele Magnetische Resonantie Beeldvorming).

Telkens wanneer de hersenen een semantische afwijking opmerken, registreert een EEG een zogeheten N400-effect, dat is een negatieve golfmodulatie die zich voordoet 400 milliseconden nadat de hersens de semantische afwijking hebben opgemerkt. De amplitude van de golfmodulatie is klein wanneer de semantische storing klein is, dat wil zeggen, wanneer de hersens weinig moeite hebben om de zin ‘normaal’ te maken. Bijvoorbeeld, als je hersens te horen krijgen: “The pizza was too hot to”, dan weten ze vrijwel onmiddellijk dat ze slechts “eat” hoeven toe te voegen om de zin semantisch in orde te brengen. Maar als er staat: “The pizza was too hot to sing”, dan weten de hersens niet zo meteen wat ze moeten doen, en dan zal de modulatie van de golf groter zijn.

Wanneer de hersens een syntactische stoornis opmerken, registreert een EEG een P600-effect, dat is een positieve golfmodulatie die optreedt 600 milliseconden nadat de hersens de stoornis hebben opgemerkt. Semantische afwijkingen leiden dus tot negatieve golfmodulaties, en syntactische afwijkingen tot positieve. En in beide gevallen geldt: hoe groter de verstoring van wat de hersens als een normale zin beschouwen, hoe groter de modulatie.

Toen de proefpersonen de zin “This old man...” en de drie varianten te horen kregen, deed zich het volgende voor.

Bij het horen van A (“deified”): geen N400- en geen P600-effecten, want een semantisch en syntactisch normale zin.

Bij het horen van B (“godded”): sterk P600-effect, geen N400-effect. De hersens merkten dus wel een grammaticale hindernis op, maar vonden ‘godded’ semantisch geen probleem.

Bij C (“charcoaled”): sterk P600-effect en ook sterk N400-effect. Zowel grammaticaal als semantisch ervoeren de hersens deze versie als problematisch. “Charcoaled” is immers onzin in deze context, terwijl ze uit “godded” meteen wel een zinvolle betekenis konden afleiden.

Bij D (“poured”): geen P600-effect (want syntactisch in orde) maar sterk N400-effect (want semantisch onzin).

Hieruit blijkt, aldus de onderzoekers, dat ‘functional shift’ wel degelijk een zogeheten robust phenomenon is: “it has a distinct and unique effect on the brain.” En dus: “Instinctively Shakespeare was right to use it as one of his dramatic mental tools.” (“Instinctively” verraadt het speculatieve karakter van deze hypothese.)

Het sterke P600-effect en het uitblijven van een N400-effect in Shakespeares versie van de zin, duidt er volgens de Liverpudlians op dat ‘functional shifts’ in Shakespeare semantisch weinig problemen opleveren voor onze hersenen, maar wel een “syntactic re-evaluation process” activeren, en ons dus tot meer aandacht, meer bewustzijn nopen. Simpeler gezegd, onze hersens gaan ervan uit dat de Shakespeariaanse 'functional shift' de zin niet betekenisloos maakt, maar dat we een en ander moeten herschikken, vervangen, om die betekenis te achterhalen. Zo bracht Shakespeare in zijn stukken dramatische spanning teweeg “by implicitly taking advantage of the relative independence - at the neural level - of semantics and syntax in sentence comprehension.”

Experimenten als dit tonen aan dat we met Hamlet en Othello meeleven niet alleen op plotniveau, maar dat Shakespeares taalgebruik ook onze zenuwen beroert. Het bezorgt ons, besluit Davis, “neural excitement never fully exorcised by later conceptualisation.”

Shakespeare lezen is niet alleen literair, historisch, filosofisch interessant, het blijkt nog goed voor je hersens te zijn ook.

(Bron: Philip Davis, “The Shakespeared Brain”, Literary Review, september 2008.)

Geen opmerkingen: