Zij wordt zestien en dat mag best een beetje aandacht.
Zij stelde voor: een barbecue voor de veertig beste vrienden.
Geen sprake van, zei ik, niemand heeft veertig vrienden.
Er volgden harde onderhandelingen. Uiteindelijk bleven er van de veertig genodigden veertig over.
Door het raam van mijn zolderkamer zie ik hoe, lichtjaren van mij vandaan, het feestje aanzwelt.
De nauwelijkse topjes, kabouterrokjes, slungelige jongens zonder handen.
Ze brengen zelf hun drank, hun rookwaren, hun vlees mee, zo gaat dat papa.
Het gekir, het gedol, alsof het gras lachgas uitwasemt. Ik weet mij dichter bij mijn urne dan bij mijn tuin.
Zestien word je niet met je ouders, zestien word je met je vrienden.
Dat was altijd al zo.
Maar ik zie het nu van de andere kant.
Gisteren zag ik een meisje van anderhalf.
Dat is zij ook geweest, ooit, nooit, er zijn foto’s, er zijn verhalen, anekdotes, but the body doesn’t remember. Het is zoals pijn. Je weet dat ze er is geweest, dat je ze hebt gehad, maar je kunt ze niet meer oproepen. Ik kan het niet meer navoelen, dat kleine kind, de nabijheid, de vanzelfsprekende liefde.
Dat is het grootste verschil tussen vroeger en het barre nu. Vroeger kon het met liefde alleen. Nu heeft de liefde hulp nodig. Van het verstand. Van het geduld. Van de wetenschap: dit gaat voorbij.
Kinderen razen door je leven, een windhoos die je beste jaren meeneemt, vijftien jaar, twintig jaar, en daarna krabbel je overeind - je komt weer buiten, je kijkt om je heen, en je leven is veranderd in een ghost town.
Zoals wij haar kindertijd zijn vergeten, zo zal zij onze volwassen jaren vergeten zijn. Dit gebarsten nu waarin wij elkaar steeds moeizamer vinden. Nooit zal zij weten wie wij ooit voor haar zijn geweest, wilden zijn. Kinderen en ouders leven niet in dezelfde tijdzone. Je kijkt nooit door één oog, nooit vind je elkaar in hetzelfde geluk, hetzelfde verdriet. Het gruwelijke besef: zij zijn ons vreemd.
Ooit komt ze terug, komt ze los van de spiegel, de dromen tot feiten verdund. En zoals ik te laat heb omgekeken zal zij te laat omkijken, en dan zien.
Maar nooit zal zij weten wie wij vandaag zijn geweest.
4 opmerkingen:
Hé man, is dit nu wat men 'poëtisch proza' noemt?
Prachtig gewoon...
Ouders zijn de veilige wereld van een kind. Nu is ze op zoek naar spanning en nieuwe ontdekkingen.
Ouders houden onvoorwaardelijk van je, dat terugkijken komt vanzelf, en ik geloof dat het nooit te laat is.
Maar als er zo'n moeilijke taak voor je staat, je eigen leven opbouwen, heb je gewoon geen tijd voor je ouders, en dus ook niet voor de veilige wereld.
Gr.
Een puber die er zelf midden in zit
Ik kan niet beloven dat ik veel hartelijker was op mijn zestiende. Ik weet wel dat mijn ouders op mijn vijfentwintigste verjaardag een bos bloemen heb gekocht. Dat is omdat jullie al vijfentwintig jaar zo goed voor mij zorgen.
This too will pass.
Zie mijn voorarmen: kiekenvlees.
Een reactie posten