25 september 2007

Waarom Vlaamse universiteiten geen topuniversiteiten zijn

Als Vlaamse universiteiten willen concurreren met buitenlandse topuniversiteiten, zo lieten rectoren en andere academische gezagsdragers in Vlaanderen de afgelopen dagen weten, dan moeten ze meer autonomie en meer financiële middelen krijgen. Dat is ongetwijfeld zo, maar een topuniversiteit is niet alleen een kwestie van geld en autonomie. Een paar kanttekeningen.


In de top 100 van alle universiteiten ter wereld, de zogeheten Shangai-lijst, komt geen enkele Belgische universiteit voor. Helemaal bovenaan prijkt Harvard, op ruime afstand gevolgd door Stanford en Berkeley. De beste Belgische universiteit is Gent (op de 125ste plaats), dan volgen Leuven (132), ULB (133), UA (246), Luik (272) en VUB (401). Wél in de top 100 staan onder meer de universiteiten van Kopenhagen (46), Bristol (62), Arizona State (96) en Iowa (97). Die lijst zag er vorig jaar nauwelijks anders uit. Ook toen haalden maar twee Europese universiteiten de top 10: Cambridge en Oxford.

Zeer terecht merkten rectoren en andere academische gezagsdragers de voorbije dagen op dat onze universiteiten, als ze ook maar enigszins in de buurt van de Amerikaanse topinstellingen zouden willen komen, meer middelen en meer vrijheid moeten krijgen. Toch is een topuniversiteit niet alleen een kwestie van geld en autonomie.

Laten we ook eens kijken naar het personeelsbeleid bijvoorbeeld. Hoe word je in Vlaanderen prof? Toen ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Gent filosofie studeerde, ging dat zo. Je zorgde dat je goede punten haalde tijdens je opleiding, je maakte je thesis bij een prof die je daarna een assistentschap bezorgde en vervolgens wachtte je tot die prof met pensioen ging of voortijdig doodviel, waarna je zijn bureautje innam. Zo ging het in de meeste gevallen.

De laatste jaren is daar wel enige verandering in gekomen dankzij het fel toegenomen belang van academische publicaties - een kwantificering die het nepotisme in het academisch benoemings- en bevorderingssysteem moet tegengaan en het personeelsbeleid alvast een schijn van objectiviteit verleent. Maar ook in dit vernieuwde systeem blijven Vlaamse universiteiten de neiging vertonen in de eerste plaats onder hun eigen alumni te werven. Ter vergelijking: aan een universiteit als Harvard is het vrijwel uitgesloten dat je na je afstuderen meteen een baan in je eigen departement krijgt aangeboden. Harvard jaagt zijn talenten de deur uit, de wereld in - en roept ze soms veel later dan terug. Dat lijkt me een gezonder principe, wereldser en sterker, dan het tamelijk incestueuze eigen-volk-eerst-beleid dat aan Vlaamse universiteiten wordt gevoerd. Deze eenkennigheid trof in het verleden natuurlijk ook buitenlandse docenten en professoren. Ik heb er in mijn Gentse jaren welgeteld één gehad: de Duitser Rudolf Boehm. Ook op dit vlak zie ik wel schuchtere veranderingen hier en daar, maar van een werkelijk internationaal, multicultureel professorenkorps zoals je dat aan de meeste Amerikaanse topinstellingen vindt, is in Vlaanderen nog lang geen sprake. Een topuniversiteit heeft niet alleen meer geld en meer autonomie dan de Vlaamse universiteiten, ze heeft ook gediversifieerder academisch personeel.

En laten we ook eens naar de structuur van de academische basisopleiding kijken. Drie jaar geleden is in het Belgisch onderwijs het BaMa-systeem ingevoerd, zogenaamd naar Anglosaksisch model. Weg met kandidaturen en licenties, voortaan zouden ook wij, net zoals alle Engelstalige universiteiten, Bachelors en Masters afleveren. Maar in Vlaanderen is deze hervorming wel aangegrepen om een gigantische, structureel onomkeerbare inflatie van het universitaire basisdiploma door te voeren. In de VS en in het VK zijn vrijwel alle bacheloropleidingen vierjarige opleidingen. In Vlaanderen zijn de vierjarige licentiaatsopleidingen - die het equivalent waren van een Amerikaanse bachelor en ook alsdusdanig werden erkend - vervangen door driejarige bacheloropleidingen plus, eventueel, een eenjarige Masteropleiding. In tegenstelling tot het oude kandidaatsdiploma is het bachelordiploma wél een afstudeerdiploma. Hoewel de meeste pas afstuderende bachelors momenteel nog wel voor een aanvullend masterprogramma van een jaar kiezen, bestaat de vrees dat deze tendens na enige jaren zal verzwakken en dat steeds minder studenten zullen doorgaan voor een master, waardoor een steeds groter aantal studenten met ‘slechts’ een driejarige universitaire opleiding op de arbeidsmarkt zal komen. Een en ander betekent dat de academische basisopleiding in Vlaanderen nu structureel inferieur is aan de basisopleiding in functie waarvan de hele hervorming is doorgevoerd. Vlaamse bachelors studeren met een kwart minder studiepunten af dan de bachelors in de landen die we wilden imiteren in de hoop ze ook beter te kunnen beconcurreren. De Vlaamse bachelor is minderwaardig aan de Amerikaanse bachelor, en verzwakt dus de concurrentiepositie van de jonge Vlaamse student tegenover zijn Amerikaanse (en andere) concurrenten. Een topuniversiteit heeft niet alleen meer geld en autonomie dan de Vlaamse universiteiten, ze reikt ook geen verramsjte diploma’s uit.

Tot slot iets over een merkwaardige lacune in het debat. Dat lijkt uitsluitend te gaan over onderzoek. Maar wat bedoelen we met onderzoek? Welk onderzoek willen wij voeren? Wie bepaalt dat? Hoe worden de prioriteiten vastgelegd? En ook: betekent onderzoek in de menswetenschappen hetzelfde als in de ‘positieve’ of ‘harde’ wetenschappen? Het komt mij voor dat het begrip ‘wetenschappelijk’ in de menswetenschappen een tamelijk poëtisch begrip is. Het beantwoordt in ieder geval niet aan dezelfde criteria die in Nature of Science gelden. De legitimiteit en de noodzakelijkheid van toponderzoek in met name de medische wetenschappen zijn onbetwistbaar. Dit soort onderzoek heeft immers als doel en als plicht vroeg of laat het leven van de mens op de een of andere manier kwalitatief te verbeteren. In de menswetenschappen zijn dergelijke ‘resultaatsverbintenissen’ minder vanzelfsprekend. Wij van de Letteren en de Wijsbegeerte willen nog wel eens vorsen om te vorsen, naar aloude aristotelische gewoonte, zonder ons af te vragen of de resultaten van ons onderzoek ook maar de geringste betekenis hebben voor de rest van de wereld. Niet dat iedere academische arbeid nu meteen op rendement en nuttigheid moet worden afgerekend, wel integendeel, maar in het geval van letterkundige en wijsgerige studierichtingen is het toch verstandiger en juister om te spreken over ‘cultureel onderzoek’ en niet over wetenschap.

Bovendien moet in de departementen menswetenschappen aan de Vlaamse universiteiten de vraag naar het nut van doctoraten toch eens ernstig gesteld worden. Om het maar zeer concreet en simpel te stellen: wat gaan wij met al die doctors doen? Als er al niet voldoende onderzoeksgeld is voor de harde, ‘nuttige’ wetenschappen, waarom blijven universiteiten dan ook nog investeren in de vorming van hypergespecialiseerde menswetenschappers voor wie noch binnen de universitaire structuren noch op de commerciële arbeidsmarkt enige werkgelegenheid bestaat? Hoeveel procent van de afstuderende doctors in Letteren en Wijsbegeerte komt uiteindelijk ergens helemaal anders terecht, in een baan waarvoor je helemaal geen doctorstitel nodig hebt? Zeker nu op de arbeidsmarkt steeds luider wordt geroepen dat diploma’s overgewaardeerd zijn en dat in de toekomst praktische expertise, ervaring en aantoonbare competenties minstens even belangrijk zullen zijn als graden en getuigschriften - waarom zullen wij dan nog eens geld en tijd pompen in het onderzoek naar de symboliek van de seizoenen in het werk van Virginie Loveling?

Het beleid van de Vlaamse universiteiten lijdt, althans in de menswetenschappen, aan een overwaardering van onderzoek en een onderwaardering van onderwijs en algemene vorming. Bij nogal wat universitair personeel leeft de opvatting dat zij het “ware” werk doen, namelijk onderzoek, en dat onderwijs, lesgeven, het noodzakelijke maar inferieure werk is dat bij voorkeur door hogescholen wordt verricht. Die polarisering is een treurige zaak. Onderwijs is een culturele prioriteit van de eerste orde. Naast de vraag naar de kwaliteit van het Vlaams universitair onderzoek moet ook de vraag naar de kwaliteit van het universitair onderwijs telkens opnieuw worden gesteld. Een goed onderzoeker is niet noodzakelijk een inspirerend docent (het omgekeerde geldt natuurlijk ook). Een topuniversiteit heeft niet alleen meer geld en autonomie dan de Vlaamse universiteiten, ze hecht ook belang aan de onderwijscompetenties van het academisch personeel.

Er moet dus wel nog wat veranderen willen de Vlaamse universiteiten de academische top-100 binnendringen. Maar die veranderingen hebben minstens evenveel te maken met mentaliteit als met vrijheid en geld.

07 september 2007

Waarom de beurzen dicht moeten

(Kleine kritiek van de huishoudkundige rede)

Bijna had de ravage op de markt van de goedkope hypotheekleningen in de Verenigde Staten een wereldwijde financiële crisis veroorzaakt. Dat zou jammer zijn geweest. Slechts een minderheid van de mensen op aarde heeft een Amerikaanse hypotheeklening. Het zou niet leuk zijn geweest als een minderheid van die minderheid - de sukkels die boven hun stand leven en lenen - ons in een globale crisis had gestort, net nu het weer goed gaat met de economie.

Want zo vertakt en verweven is het wereldwijde geldweb inmiddels dat wanbetalers in Texas de landbouwindustrie van Zwevezele kunnen vernielen, ook al heeft Zwevezele Texas nooit iets in de weg gelegd. Hoe die geldstrengen precies functioneren moet hier niet herhaald, het stond tijdens de afgelopen komkommertijd wekenlang dagelijks en uitgebreid te lezen in alle kranten.

Wat mij andermaal heeft verbaasd is de volstrekte irrationaliteit van de manier waarop de internationale geldhandel functioneert. Wij in dit verlichte westen mogen onszelf en de rest van het heelal graag voorhouden dat wij in het bestieren van onze economie redelijke wezens zijn - en met redelijk bedoelen wij dan doorgaans ‘zo efficiënt en rendabel mogelijk’ - maar de crisis op de markt van de zogenaamde rommelhypotheken - wat een woord ook - wees niet bepaald in die richting. Dat bleek ook nu weer uit de taal, uit de beeldspraak waarmee de financiële problemen werden beschreven.

“Niet alleen bij het toekennen van woonkredieten, ook bij het financieren van grote en kleinere bedrijfsovernames was het goedehuisvadergedrag ver te zoeken,” schreef De Tijd op 11 augustus. “Dit besef zorgt nu plots voor onzekerheid en angst op de markten (...). Niemand die echt weet waar en wanneer het volgende lijk uit de kast zal vallen en waar de risico's in het ingewikkelde financiële systeem geconcentreerd zitten. Deze onzekerheid doet de handel nog meer stokken.” Goedehuisvadergedrag. Onzekerheid. Angst. Lijken waarvan niemand weet wanneer ze uit de kast zullen vallen, risico’s die als geheimzinnige virussen in het systeem verstopt zitten en die niemand kan localiseren... Het klinkt niet echt als een beschrijving van rationeel gedrag.

Op dezelfde dag schreef The Wall Street Journal: “The interventions helped calm markets in the U.S., but not Europe, where fears persist that banks are overexposed to U.S. subprime loans.” Calm. Fears. De markten moesten gekalmeerd worden. Weer die therapeutentaal: het internationale geldverkeer werd beschreven als een latent hysterische patiënt die af en toe een aanval, een ‘opstoot’ krijgt, en dan gesedeerd moet worden.

Die psychotherapeutische beeldspraak was nog frappanter in een column van vrt-journalist Paul D’Hoore een paar weken later: “De beurs heeft last van depressieve en manische buien. We hebben net een depressieve bui gehad, maar hier en daar zie ik al het begin van een manische bui.” (De Morgen 25 augustus 2007).

Vindt u het leuk dat uw economische situatie in niet geringe mate wordt bepaald door het irrationele, onvoorspelbare gedrag van een manisch depressief systeem? Zou u daarvoor kiezen als u de keuze had? Natuurlijk niet, maar u hééft geen keuze. Of u het nu leuk vindt of niet, uw materiële welbevinden wordt mede bepaald door volslagen irrationele bewegingen op de internationale geldmarkt, een handel waar u en ik geen enkele vat op hebben. Die internationale geldhandel is zo’n ingewikkeld kluwen geworden dat niemand precies weet wat rationeel gezien de beste keuze, het verstandigste gedrag is. Er zijn teveel variabelen, teveel onzekerheden, teveel onvoorziene omstandigheden, rationeel handelen en rationele analyse zijn in deze wereld volstrekt onmogelijk geworden.

“Die economen doen altijd alsof ze bezig zijn met harde wetenschap, maar dat is allemaal blaaskakerij,” schreef Bert Wagendorp in een geestige maar ernstige column over de rommelhypotheekcrisis. “Uiteindelijk draait het om zoiets softs als ‘vertrouwen’. Is het vertrouwen weg, dan stort de markt in. Maar niet één econoom weet wanneer dat gebeurt, dus je hebt er geen bal aan. (...) Het doolhof (sic) van de kredieten en het snelle geld verdienen is (...) zo huiveringwekkend ingewikkeld geworden, dat niemand meer de uitgang kan vinden.” ( de Volkskrant 18 augustus 2007) Is dit rationeel gedrag?

In een poging om efficiënter te reageren op de alsmaar complexere geldhandel verlaten speculanten zich sinds jaren op computers en door computers gegenereerde modellen en prognoses. Maar rationeler lijkt die handel daardoor niet te zijn geworden. “Vandaag zijn computers de leiders van de paniekerige beleggerskudde. Net als in 1987 sturen dolgedraaide computermodellen de verkoopsignalen. Door hun wilde transacties draaien ook andere computers dol, die dan op hun beurt verkooptransacties genereren. De hefboomfondsmanagers staan erbij en kijken ernaar,” aldus Geert Noels (hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer) op zijn Trendsblog (24 augustus 2007). Let op de klemwoorden: paniekerig. Kudde. Dolgedraaid. Wilde transacties. Dol.

Rationeel gedrag? Kom kom.


“Daar sta je dan,” besloot Wagendorp zijn column, zo’n financiële crisis “komt over je heen als een aardbeving in Peru, je hebt geen idee wat er gebeurt en naar buiten rennen is zinloos.”

Als een aardbeving in Peru. Dat is een goede vergelijking. Wij doen inderdaad alsof de onvoorspelbaarheden in de internationale geldhandel van dezelfde orde zijn als natuurrampen. Dat zijn ze natuurlijk niet. Geldmarkten zijn, in tegenstelling tot windhozen en aardbevingen, door mensen bedacht. Dus zijn mensen er ook verantwoordelijk voor, en kunnen mensen ze ook hervormen of zelfs weer afschaffen.

Het gesjacher op de geldbeurzen heeft in deze globaliserende tijden potentieel desastreuze consequenties die niemand kan voorzien of verijdelen. Hoe de financiële wereld zich ook mag hebben ingedekt tegen onvoorziene snokken, echt onder controle is de internationale geldhandel niet, zoals uit de rommelhypothekencrisis nog maar eens is gebleken.

De meeste mensen op deze wereld houden zich niet bezig met geldspeculatie. Oké, velen nemen deel aan raad-je-rijk-spelletjes, gokken op paarden of krassen wekelijks naar goud op lottobiljetjes, maar veel effect op de arbeidsmarkt of de wereldeconomie heeft hun aandoenlijke gedrag niet. De impact van wat op de internationale beurzen gebeurt is vele malen groter. Ook op het leven van mensen die met deze handel niets te maken wensen te hebben. Het onvoorspelbare, oncontroleerbare karakter van de internationale geldhandel is vanuit democratisch oogpunt bekeken een moreel onverantwoorde vorm van irrationaliteit, omdat deze handel een grote invloed heeft op de levens van miljoenen mensen zonder daarvoor ooit aan wie dan ook uitleg of verantwoordelijkheid verschuldigd te zijn.

Er zijn ook geen internationale politieke autoriteiten aan wie de woekeraars verantwoording dienen af te leggen, terwijl hun gesjacher vaak ook politieke consequenties heeft.

Kortom, wegens zijn extreem irrationele, moreel onverdedigbare karakter dient de internationale beurswereld in zijn huidige vorm te worden afgeschaft. Aandelen, obligaties, hedgefunds, de hele rimram: weg ermee. Het is tijd voor een gigantische vereenvoudiging van het internationale geldverkeer, dat geheel onder de auspiciën van politieke instellingen en democratisch verkozen personen moet komen te staan.

De gevolgen van een dergelijke ingreep voor de wereldeconomie zouden natuurlijk fundamenteel zijn. Maar dat lijkt me pas een uitdaging voor de pseudowetenschap der economen: onderzoek eens hoe de wereldhandel zou kunnen worden ingericht zonder een latent hysterische, manisch depressieve beurs. Zonder het mega-gesjacher waarvan niemand de consequenties kan voorspellen of manipuleren. Zonder al die transnationale, ondoorzichtige strengen en structuren die door niemand worden bestuurd maar wel het leven van miljoenen mensen beïnvloeden.


Dat wij het gedrag van tsunami’s en de nukken van orkanen niet kunnen manipuleren, alla, daar hebben we ons tot nader order bij neer te leggen, maar dat we door ons woekeren en speculeren en onze geldverslaving periodiek financiële tornado’s aanrichten die in de economische huishouding van de planeet veel grotere ravages kunnen aanrichten dan de uiteindelijk toch altijd lokale schade van natuurrampen, daar hebben we ons helemaal niet bij neer te leggen. Daar hebben we ons hartgrondig tegen te verzetten.